Het Fietspad Langs de Digitale Snelweg
Hoofdmenu Fietsenstalling Fietstochten Wielerparcours Discussiehoek Mountain Biking

[Smoking Havanna 16K] Slechts met moeite weet ik de air sickness bag tussen mijn benen te klemmen als de Iljoesin hortend en stotend naar de startbaan taxiet. Amper is het landingsgestel ingeklapt, of het is gelijk flink raak. De purser klopt me troostend op de rug en ik moet vrezen ook mijn longen er uit te zullen kotsen. Langzaam begint het zakje op de naden te lekken, maar we zijn weg. Op naar Cuba!

Ruim vóór het lokale ochtendgloren slaat het vliegtuig zijn vleugels uit boven Havana Airport en rond zessen fietsen we de nog slaperige hoofdstad binnen. Enkele automobilisten maar vooral veel fietsers vullen de straten die duidelijk geïnspireerd zijn op de architectuur uit het zuiden van Spanje. Geen trottoirs maar zuilengalerijen aan weerszijden van de straten. Net als in Granada vinden de voetgangers hier bescherming tegen de tropische zon. Er is alleen één groot verschil met Spanje: de gebouwen staan er volkomen haveloos bij. Sommige zijn er zo slecht aan toe, dat deuren en ramen dichtgemetseld zijn om bewoning te voorkomen.

Knisperverse dollars

Aangekomen bij ons hotel worden we bijkans van de fiets getrokken door enkele chica's die even tevoren door de portier van de disco op straat zijn gezet. De uitgelopen mascara getuigt van een lange nacht. En ons bleke voorkomen verraadt dat we bomvol knisperverse dollars zitten. Dames, dames, even niet. Ik brabbel dat we na 12 uur reizen wel heel erg cansado zijn, en ons liever vergrijpen aan een verfrissende douche. Per ruim bemeten lift bereiken man, fiets en bepakking de 8e verdieping van het trotse, ruim 400 kamers tellende Hotel Nacional de Cuba in het centrum. In dit paleis zwaaide 50 jaar geleden mafiabaas El Sanchez de scepter over de nachtclub, de gevederde danseressen en het fameuze casino. Maar nu heerst de stilte. In de balzaal is geen kip te bekennen en van het casino geen spoor. Het communistische regime heeft de speeltafels laten ontmantelen (om naar verluidt deze elders, op een minder in het oog lopende plaats, op te bouwen). Gasten zijn er maar nauwelijks. Die voelen zich eerder aangetrokken tot de Torremolinos-achtige hotels aan de stranden, twintig kilometer buiten de stad. [Fietsers in Pinar del Rio, 27K]

Heel Cuba aan de fiets

Okselfris verschijnen we aan het buffet-ontbijt. Voor alle zekerheid verstop ik wat extra pannekoekjes in mijn fietshelm, want voedsel zou schaars zijn op dit eiland.
Als we om 11 uur de stad uitfietsen, knettert de zon reeds met volle kracht boven onze hoofden. Er is nergens een schaduwplekje. De laatste schaduw is tweehonderd jaar geleden weggekapt door de Spaanse kolonisten en we kijken uit over saaie, vrijwel kale, vlaktes. Pas na zeventig eentonige kilometers wordt het spannender. We fietsen over beboste heuvels en het achterblad krijgt meer tandjes voor zijn kiezen. Groen is de dominante kleur maar dan wel in honderden varianten. Er is nauwelijks verkeer op de goed onderhouden tweebaanswegen. Heel soms zie je een auto, zo'n hele mooie, maar de meeste weggebruikers zijn fietsers, geoefende fietsers. Cubanen hebben geleerd ongemeen hard te fietsen op de loodzware 'Flying Pigeons', die met scheepsladingen tegelijk uit de Volksrepubliek China zijn aangevoerd. Af en toe rijden ze even gezellig met ons mee. 'Waar komen jullie vandaan?', is steevast de openingsvraag. Ons antwoord varieert per kilometer.

Geheime dienst

De bidons raken leeg en we stoppen bij een bar om bij te tanken. Acht mannen hangen aan de tap met voor hun neus een groot glas suikerwater. Suikerwater! De enige drank die in de wijde omtrek te koop is. Het goedje wordt ter plekke uit de gele rietstengels geperst. Best wel lekker en goed voor de kuiten. Senora, una mas, por favor. Met onze zwart gewisselde pesos betalen we omgerekend één cent per glas. Het katte-oog display meldt dat de eerste 100 kilometer zijn weggetrapt en volgens de kaart moeten we er bijna zijn. Maar de zoveelste Cubaan die een stukje met ons oprijdt, meldt dat Villa Soroa nog minstens 30 kilometer ver is. We kunnen het niet geloven, maar diverse landgenoten bevestigen zijn verhaal. De wegenkaart van Hildebrand blijkt volstrekt onbetrouwbaar: de plaatsnamen op de kaart corresponderen niet met de volgorde waarin we de plaatsen in werkelijkheid passeren. Laat de Duitse cartograaf ons in de steek of zit de geheime dienst van Fidel hier achter? Meer dood dan levend arriveren we in een luxueus dollarhotel, waar we eindelijk de inspanningen van de dag kunnen wegspoelen. Eerst even een pilsje en direct daarna een Cuba Libre er overheen. Mijn bed weet ik nog op eigen kracht te bereiken om er pas 14 uur later met een droge keel te ontwaken. [Decadentia a la Cuba 20K]

Chaufeursvoedsel met égards

De fietstassen gaan weer aan de drager. De eerste medeweggebruiker is een boer die een lading tabaksbladeren vervoert. Zijn trekker is een koe, zoals die bij ons als melkvee wordt gebruikt en zijn wagen is een slee van hout. In plaats van wielen schuren twee afgevlakte boomstammen over de grond die in een V-vorm aan elkaar getimmerd zijn. Om de 50 meter houdt de boer halt zodat de koe even kan uitrusten. 'Zeker het wiel nog niet uitgevonden,' opper ik. Maar als we hetzelfde tafereel nog een paar keer zien, concluderen we dat het pure armoede moet zijn.
Wij rijden een mooie route door het immer groene landschap. In San Diego de los Baños kiezen we het 'Cubanen-hotel' Saratoga: 72 cent voor een matrimonio. Oftewel met z'n tweeën in één bed. Voor avondeten zijn we aangewezen op het toeristenhotel Mirador even verderop, want voor de rest is er in het hele dorp, dat gebouwd is rond een complex van thermische sulfurbaden, werkelijk niets te eten. Een bord vol eten in de categorie chauffeursvoedsel en een fles witte wijn kost $ 23,-. Maar dan wel met alle eégards opgediend door een onhandige ober.
Een nieuwe dag. Verder richting de provinciestad Pinar del Rio, waarvoor we de bergrug helaas moeten verlaten. Na een korte afdaling fietsen we opnieuw in een kaal en vrijwel vlak gebied. De enige kleur komt van oude Chevrolets en Plymouths. Zwaarlijvig, gedeukt en der dagen moe. Maar ondanks de rimpels hebben ze hun schoonheid volledig behouden. In Pinar stuiten we op een filiaal van de Cartografische Dienst, waar we een perfecte topografische kaart weten te bemachtigen. Na het invullen van diverse formulieren en het plaatsen van vier handtekeningen, mogen we de kaart op het stuur binden. Vanaf nu heeft west-Cuba voor ons geen geheimen meer, althans in geografische zin.

Vuistdikke kreeft

Om onderdak en eten te vinden hanteren we de westerling-in- een-ver-land-truuk: rondhangen op het centrale plein totdat je wordt aangesproken door iemand, die je denkt te kunnen vertrouwen. Na drie kandidaten afgewezen te hebben, waarvan er één meldt dat hij ooit in de DDR werkte, hebben we beet. Een Cubaan op een fiets prijst de woonruimte van zijn vriend Carlos aan. Behalve wonen, kunnen we er ook eten, want Carlos was in zijn vorige leven kok. We gaan in op het aanbod en drie woonblokken later maken we kennis met Carlos die net bezig is zijn keuken te sausen. Zijn armen zitten tot aan zijn oksels onder de verfspatten. Maar dat neemt niet weg dat hij gaarne de kwast aan onze contactpersoon overhandigt, om voor ons een maal te kunnen bereiden. Na twee Cubaanse pilsjes verschijnt een fantastisch feestmaal ter tafel:
tomatensalade, rijst, paprika, deegkoekjes en witte bonen. Absolute topper is een vuistdikke kreeft. De buren kijken toe hoe twee 'strangeros' in fietsbroek zich vergrijpen aan de zeldzame lokale lekkernijen.
Pinar heeft veel te bieden, zo blijkt tijdens een dagje ontspannen fietsen door de stad: een soort Madame Tussaud, maar dan met dieren, een sigarenfabriek en een historisch museum. Het meeste plezier beleven we evenwel 's avonds in de plaatselijke bioscoop, waar een talentenjacht is georganiseerd. Vanaf het podium, dat uitkijkt op een reusachtige zaal, gooit de jeugd van Pinar en omgeving al haar creativiteit in de strijd om de gunst van het publiek. Zoals de twee grapjassen die een voor ons niet te begrijpen sketch opvoeren. Of de donkere jongen die als een ware Michael Jackson door de schijnwerper danst. Een verlegen puber wordt weggefloten als hij geen maat weet te houden met de ingeblikte muziek. De broze ballerina met een ladder in haar linkerkous, krijgt een daverend applaus van de bomvolle zaal. Een spektakel dat met minimale middelen wordt opgevoerd, maar het grijpt me wel naar de keel. Het doek valt, het nachtleven in. We vermaken ons prima zowel in de 'Cubanen'-disco als de 'Dollar'-disco. Apartheid, niet bij wet maar bij koopkracht geregeld.

Reusachtige paardedrollen

Pinar heeft zijn eigen uitleg van het begrip windowshoppen. Er zijn heel veel winkels, maar die zijn vrijwel allemaal leeg. Dat komt doordat het regime twintig jaar geleden het privé- bezit heeft geconfisceerd en - onbedoeld - de burger het privé-initiatief ontnomen. De 'blokkade' door de VS, die in de officiëe lezing als hoofdschuldige wordt aangewezen, deed de rest.
Op het centrale plein komen we in contact met een jonge, energieke Cubaan. Hij heeft een brede glimlach, zonnebrilklep die opengeklapt als een soort luifel op zijn gewone bril zit. Er ontstaat een geanimeerd gesprek. In het Engels, een taal die slechts weinige Cubanen beheersen. Arzenis vertelt over de consequenties van het communistische systeem voor zijn leven: nauwelijks kans op een redelijk betaalde baan, geen reizen buiten het eiland, of ueberhaupt contacten met het buitexs4all.nland. Hij klaagt geen moment, scheldt af en toe of relativeert de situatie met een grapje. Maar als we twee dagen later alweer afscheid moeten nemen toont hij zich verdrietig. Zwaaiend fietsen we de stad uit, totdat hij na een bocht onzichtbaar wordt.
En op de fiets, op de fiets is alles anders. Dan tellen alleen de geuren, de geluiden en de kleuren van het landschap. Op weg naar Vinales wordt het landschap snel mooier. Na een uurtje verschijnen de typische stompe bergen die je alleen in Cuba - en ik geloof ook in Vietnam - tegenkomt. Reusachtige paardedrollen die op een relatief vlak landschap liggen: het Karsgebergte. Landschap zoals je dat veelvuldig op promotiemateriaal over Cuba tegenkomt. Niet ten onrechte, voor het oog is het het mooiste traject van onze tocht. Dankzij de betrouwbare kaart kunnen we de kleinste paden uitkiezen.

Rijst met bonen of een hotel met zwembad

De voedselsituatie blijkt hier bijzonder schrijnend. Was er voorgaande dagen altijd wel wat te regelen - zeker met harde dollars - hier is in de kleinste dorpjes werkelijk niks te eten. In het eerste café sinds 15 kilometer zitten vier potige kerels achter een glas water. Een Spaatje blauw! Bijzonder lastig als je de vele calorieën die je verbrandt hebt, wilt aanvullen. Bijzonder gênant ook: de barman vertelt dat er niet eens brood is. Kinderen eten hier de godganse dag rijst met bonen. Veel beter is de situatie in het dorpje El Moncada, een socialistisch modeldorp dat zich verschuilt in het zadel van twee bergen. Voor het eerst zien we in dit agrarisch paradijs groepjes landarbeiders werken op het land. De voorgaande dagen, was het hoofdzakelijk de schommelstoel die enige dynamiek in het leven van de Cubaan bracht.
In de straten van Vinales komt een man naast ons fietsen. Of we wat dollars met hem willen wisselen. Tuurlijk, met een valutahandelaar op een fiets willen we altijd zaken doen. Immers, je kunt dan gewoon fietsen naar de 'veilige plek'. En je hoeft niet, zo als bij zijn collega's te voet, eerst een uur te lopen naar een locatie waar de transactie in het geniep kan plaatsvinden. Onze fietsen staan prominent op z'n veranda als we onder het genot van een kop koffie geld ruilen, terwijl de halve straat toekijkt.
Er rest ons nog een flinke klim voor we in een dollar-bed kunnen duiken. Maar de inspanning is de moeite waard: er is een zwembad, een ober die geweldige Cuba Libres schenkt en een schitterend uitzicht over de vallei van Vinales. Telefoneren vanuit deze Westerse enclave is ook geen enkel probleem: met het grootste gemak bel ik mijn eigen antwoordapparaat. Als tijdens het diner het licht uitvalt, zorgt de noodaggregaat van het hotel ervoor dat we binnen vijf minuten ons bord weer kunnen zien. De dorpelingen zullen die vrijdagavond bij kaarslicht doorbrengen.

Coca Cola of suikerrietlimonade

De zon komt op in het Vinales-dal vol mistflarden. Het is alsof we naar een film van David Hamilton kijken. Maar als blijkt dat de meisjes verstek laten gaan, kiezen we weer voor het zadel. De klim van gisteren, is vandaag een afdaling waarbij 60 km/u met gemak wordt overschreden. Beneden in het dorp, zie ik dat de hotelsleutel nog in dat handige vakje van m'n fototas zit. Mijn geweten voert een verbeten strijd met de weerzin om dezelfde berg ten tweede male op te klauteren. Maar het vernuft zegeviert. Ik regel een man op een brommer, die in ruil voor een paar pesos de sleutel terugbrengt. Bij de Cueva del Indio, een grot waar Indianen leefden tot zij werden uitgemoord door de Spaanse kolonisten, stappen we af. Een wandeling en een bootje over de rivier voert ons langs immense stalagtieten en -nieten. Het avontuur eindigt bij een stalletje met Coca Cola en suikkerrietlimonade. Een evenement dat het als kinderattractie niet slecht zou doen. Maar Cubaanse kinderen zul je hier nooit treffen. Immers, voor alle bezoekers geldt hetzelfde tarief: drie dollar. Het zakgeld van een heel jaar in een land waar het gemiddelde inkomen op zo'n $ 30,- per maand ligt.
We maken veel kilometers die dag ondanks de tropische zon die op onze lijven beukt. Het is warm, maar in tegenstelling tot andere tropische bestemmingen is het net te harden, omdat er niet zo veel vocht in de lucht zit. In het dorpje La Palma willen we overnachten, maar de uitbater van het enige hotel blijkt spoorloos. Omdat het karakterloze gehucht geen inspiratie geeft tot het zoeken van onderdak bij een particulier, besluiten we door te fietsen tot Bahia Honda, vijftig kilometer verderop. Gelukkig staat de zon reeds laag en wordt het minder warm. In hoog tempo knallen we door het glooiende, roodgloeiende landschap. De blote bovenlijven van de Afrocubanen lijken in de ondergaande zon als uit ebbehout gesneden. Tegen zevenen rijden we door het pikkedonker. De dagen zijn maar kort zo dicht bij de evenaar.

'Declaración de partes-piezas

Hotel Bahia Honda, stille getuige van twee generaties communisme. Alles is stuk, vies en versleten. Op de kamers is zelfs geen water. Dat moet je halen bij de gemeenschappelijke kraan. Ook de service roept herinneringen op aan het Oostblok van vijf jaar terug. Maar er is geen alternatief en onder protest, betalen we een dollarprijs (18 stuks!) voor dit pesoshotel. De avondmaaltijd wordt een historisch dieptepunt. Koude soep, kwalijke rijst en lillend vlees, geserveerd in het licht van de enige tl-buis die nog werkt. Prijs volgens de kaart: 19 pesos, maar voor 'special guests' 19 dollar, oftewel twintig keer zoveel.
Het bankbriefje van 20 pesos wordt geweigerd. De chef erbij, herrie. Ze kunnen op hun hoofd gaan staan: 'Laat de policia maar komen,' roep ik vastbesloten. Drieletterwoorden maar dan in het Spaans, zijn niet van de lucht, maar ik houd voet bij stuk. En eindelijk, na vijftien minuten schelden krijg ik zelfs 1 peso wisselgeld. Hoezee, maar op al die adrenaline slaap je toch niet lekker in.
Door naar Artemisa, een stad die ze met de aanleg van een autovrije winkelstraat enige allure hebben gegeven. Van hieruit gaan we verder per trein. Niet uit luiheid, maar omdat we het laatste saaie stuk niet nog een keer willen wegtrappen. Een goede beslissing want reizen per trein in Cuba is een belevenis op zich. Vooral als je je fiets meeneemt. Het vervoermiddel wordt namelijk tot op het kleinste detail beschreven in de 'Declaración de partes-piezas y accessoires de Bicicleta'. Op basis van een checklist met maar liefst dertig kenmerken als kleur, het aantal pedalen, de aanwezigheid van dynamo, kettingkast en remmen wordt de conditie van de fiets in kaart gebracht. De handtekening van de chef bezegelt de verklaring, en die geldt tevens als garantie dat je fiets ook ongeschonden aankomt. Prachtig! Zou iets zijn voor de NS die zich sinds kort als fietsvriendelijk wil profileren.
Reizen per trein gaat in Cuba nauwelijks sneller dan fietsen. De machinist laat het antieke gevaarte niet harder rijden dan 40 kilometer per uur en hangt bij elk gehucht in de remmen. Maar je verveelt je geen moment. Binnen is de stemming opgewekt en buiten leuren handelaartjes met eten en drinken. Na twee uur boemelen blijven we met pech staan. 'Het kan nog uren duren,' aldus de conducteur. Maar dan fietsen we toch de rest. Geheel tegen de regels, immers de laadbrief vermeldt Havanna als eindstation, krijgen we onze fietsen mee. Echter voordat we mogen wegrijden, controleert de conducteur de staat van de fietsen aan de hand van de lijst. Gelukkig, alles zit er nog op. Zelfs de versnellingen, alle vierentwintig stuks.
o kaarten
Hildebrand's Urlaubskarte. Ongunstige schaal (1 cm = 11 km) en onbetrouwbaar. Bijzonder bruikbaar is de topografische kaart (1 cm = 2,5 km). Heel misschien verkrijgbaar bij: Ediciones Geo in Havana, Loma y 39, Plaza de la Revolucion. Of zoals in ons geval in de stad Pinar del Rio. Overige reisdocumentatie: Pied a Terre, Amsterdam 020 - 627 44 55.
o onderdak en eten
Verblijf bij particulieren is - met inzet van meer of minder moeite - altijd mogelijk. Maar het kan voorkomen dat er nauwelijks voedsel is. In een dollarrestaurant is altijd voedsel te krijgen, ook terwijl de lokale bevolking honger lijdt.
o parador
Het voeren van een privé-restaurant was altijd illegaal. Sinds kort mogen Cubanen een Parador - een huiskamerrestaurant - voeren. Een aantrekkelijke optie: je krijgt goed eten en je steunt het privé-initiatief. Het adres van Carlos (zie tekst) is op te vragen bij Robert van Weperen.
o visum
Voor Cuba heb je een visum nodig. Dat kun je zelf of via de touroperator regelen.
o arrangementen
Havanatour Benelux (Brussel: 02 - 50 207 00, Rotterdam: 010 - 411 24 44) verzorgt de klassieke strandvakantie, maar regelt desgewenst ook arrangementen voor fietsers. Vlieg je met Cubana Air, dan kan de fiets gratis mee.

Global Cyclist biedt speciaal op fietsers gerichte arrangementen.

o credits
Anke van Dam, Eme van der Schaaf, Luc Decker, Havantour Benelux, Carlos, Arzenis, Ellen Smit, rijwielspeciaalzaak Kaptein Amsterdam, Specialized en Michiel van Loon. En niet aan: Cobi Cuba.

>> Het copyright van deze tekst ligt bij Robert van Weperen. Doorlinken is alleen mogelijk na zijn toestemming. <<

Fietspad langs de Digitale Snelweg 2.1
© 1995-2023 Michiel van Loon


Mister Money
Giveaway of the Day