Het Fietspad Langs de Digitale Snelweg
Hoofdmenu Fietsenstalling Fietstochten Wielerparcours Discussiehoek Mountain Biking

tekst en fotografie: Robert van Weperen

English version

Mooier, mooist, Mongolië

Ik heb amper drie stappen in de aankomsthal van vliegveld Ulaan Baataar gezet als een sympathiek spleetogende jongen een briefje in mijn hand drukt. 'Welcom to Mongolian, I am yours guide,' staat er, in onvervalst Remington machineschrift. 'How do you know it is me?' vraag ik, verwonderd door zijn resolute optreden. Hij glimlacht triomfantelijk, wijst op de reusachtige doos die ik achter me aansleep en licht toe: 'Cycle Holland!'
Nederland - fietsland maakt naam in Mongolië een week eerder is een groep van dertien Nederlanders begonnen aan een fietstocht van duizend kilometer door dit land dat pas sinds kort ontsloten is en 36 keer de oppervlakte van Nederland beslaat. Dertien van de tienduizenden Nederlanders die jaarlijks een 'georganiseerde' fietsreis boeken. Met een potlood achter het oor en een camera om de nek reis ik ze achterna.

Alte Kameraden

Per jeep, die nog dienst heeft gedaan in de armee van de DDR zaliger, gidst Mandaa - zo heet hij - mij richting hoofdstad. Als ik zeg dat ik de torenhoge energiecentrale aan de rand van de stad herken, is Mandaa op zijn beurt verbaasd. Gisteravond, nog thuis in een tv-documantaire gezien.
Met dezelfde jeep vertrekken we de dag erop naar Tsetserleg, waar volgens schema de groep inmiddels moet zitten. De eerste 300 km gaan over asfalt, of liever gezegd een grijze strook bitumen met een oppervlak zo egaal als pokdalige, door de muizen aangevreten gatenkaas. Al weer een kwart eeuw geleden door de alte Kameraden uit China aangelegd. Daarna 150 km over een zandweg vol grind en keien, die op veel plekken in zekere staat van pure blubber verkeert. 'Een lekker ATB-terreintje,' stel ik vast, gezeten in een hoek van bijna 45 graden, terwijl de chauffeur met heel zijn gewicht tegenstuurt.

Flink voelen = goed zien

De hele tocht houden we de voeten droog. In tegenstelling tot de groep, die we de volgende dag in hun tentenkamp tegen een flauwe berghelling in Tsetserleg aantreffen. Zij blijken de nachten ervoor flink wat regen voor de kiezen te hebben gehad. Meer dan het Mongoolse tentdoek heeft kunnen verwerken, zodat het voor de meesten niet bij een paar natte voeten is gebleven. Maar de stemming is opperbest: iedereen is enthousiast over de reeds gefietste kilometers, de onbaatzuchtige gastvrijheid van de Mongolen en de schoonheid van het land. Dat daar geen woord aan overdreven is, ondervind ik zelf de volgende dag, als ik achter het stuur van een hybride fiets kruip. Want hoewel de ramen van de Jeep natuurlijk niet geblindeerd waren, kun je een land pas goed ervaren, als je het ook flink kunt voelen. En daar is wat mij betreft de fiets het meest geschikte middel voor. In een relaxed tempo peddelen we over een smal zandspoor door glooiend landschap. Een landschap dat, conform het gezegde, zo groen is als gras. Gras is dan ook letterlijk de enige vegetatie die hier wortelschiet. Bomen heb ik al in geen uren gezien, zelfs geen struikje. Onvoorstelbaar. Alsof we door de grootste golf course ter wereld fietsen, onbedoeld ontstaan omdat de landschapsarchitect voortijdig door zijn budget heen was.

Gele kloeten

De verlatenheid is compleet: er is geen levend wezen te bekennen. Of het moeten marsmannetjes zijn. Want als mijn ogen enigszins gewend geraakt zijn aan de overdonderende hoeveelheid groen, zie ik in de verte drie witte stippen als vliegende schotels. Eerst na een half uur fietsen geven ze hun ware identiteit prijs. Het zijn zogenoemde gers, de traditionele behuizing van de Mongoolse nomade. Buiten staat een hele familie, vader moeder en vier kinderen, op mij te wachten. Ze hebben mij waarschijnlijk reeds van verre zien aan komen.
Nog een beetje duizelig, zit ik op een krukje, midden in de tent. Het gaat al weer wat beter, nadat ik met een enorme bons tegen de bovendorpel van het kabouter-deurtje, dat toegang tot de tent geeft, aangeknald ben. Vader en de kinderen observeren mij vanaf de bedden die in een kring tegen het tentdoek staan. Moeder schept een kom van Chinees porselein vol met melk. Met twee handen reikt ze me de drank aan, die ik met één hand aanpak. Geheel tegen de etiquette in, naar later blijken zou. Het ruikt een beetje zuur, er drijven gele kloeten en een haar. Maar het is heerlijk fris. Ayrak, gegiste paardemelk. Likkebaardend lekker lessend. Met mijn ogen dicht proef ik champagne, als ik ze weer open, ben ik terug in Mongolië.

Tony Thunderbird

Twee dagen later. De routebeschrijving, gemaakt door onze Nederlandse gids Rik Idema, meldt: 'Rechts van de weg een huisje. Hier linksaf, schuin terug, over een nauwelijks zichtbaar spoor. Maar ook zonder deze minutieuze beschrijving had ik de weg gevonden: voor mij uit fietst het tot een lang lint uitgewaaierde peleton richting horizon. Wim waarschjnlijk op kop, op de hielen gezeten door Richard en Pieter. Daarna volgt druppelsgewijs Cees Cuba (kan nergens anders over praten), Tony Thunderbird (hard gevallen met zijn Koga op volledig versleten 27 inch banden), Bep Klep en de rest.
Boterhammen met pindakaas, worst en hagelslag uit de foerage-annex bagagewagen die halverwege de tocht op ons wacht. Lunchtijd. Iedereen zit op een bont gekleurd plastic tafellaken en vertelt over zijn belevenissen. Pieter kan er amper over uit. Hij werd vrijwel onder de voet gelopen door een kudde wilde paarden die op volle snelheid en met donderend geraas uit de heuvels opdook. Wim houdt het kort en vat zijn avonturen samen met zijn stopwoordje 'schitterend'. En Marjan, het verlegenste meisje, vertelt over een paar hartelijke Mongolen die haar de tent in hadden gelokt. Voor haar geen paardemelk maar thee. Met melk en zout! 'Ik ga het bijna lekker vinden,' zegt ze moedig. Maar net als iedereen is ze blij met een smakelijke bak thee 'op z'n Hollands en de warme pasta-hap, gekookt in melk, die door onze drie man sterke keukenploeg geserveerd wordt.

Vlammenwerper

De keukenploeg bestaat uit de chauffeur, zijn vrouw en een kok. Gedrieën waken ze over de ravitaillering van de fietsers. Dat is niet eenvoudig, want waar geen mensen wonen, zijn ook geen winkels. Laat staan supermarkten. Op het 300 kilometer lange traject Tsetserleg - Bulgan, waar we vijf dagen over fietsen, is zelfs geen brood te koop. De chef-kok heeft daarom een enorme voorraad levensmiddelen moeten inslaan. Daarnaast sleept hij nog wat eenvoudige keukenapparatuur mee, een batterij thermoskannen en een kerosinebrander die het midden houdt tussen een lasapparaat en een vlammenwerper. Deze vervaarlijk brullende metalen draak wordt niet onder de pan geplaatst, maar op de zijkant van de pan gericht. Het ziet er behoorlijk link uit. Maar het deert ons niet echt, er verschijnen voedzame gerechten ter tafel, die ons gezond, op de been en in het zadel houden. Want de Mongoolse gastvrijheid ten spijt, twijfel ik oprecht of je zonder deze culinaire support nog met plezier door dit onmetelijke land zou kunnen fietsen.

Hard gebakken plastic

Overdag schijnt de zon fel in Mongolië. Anti-zonnebrand is hier een factor van betekenis. 's Avonds daarentegen heerst een bittere herfstkou van amper 5 graden boven nul. Een trui, daar had ik nog wel aan gedacht. Maar over zo'n hypermoderne lichtgewicht Cetabever slaapzak waarin je zelfs de poolnacht overleeft, heb ik nooit mogen beschikken. Lastig, want het eerste hotel is nog 300 kilometer fietsen. Geen nood. Tijdens het avondeten in de zoveelste uitgestrekte vlakte, komen zoals altijd, diverse Mongolen te paard even buurten. Onze tolk Tseren arrangeert net als de andere dagen onderdak voor mij. Een prima excuus om even 'los' te raken van de groep. Want hoe het ook zij, met zo'n groepsformule, blijf je altijd met één been in Nederland staan.
In het pikkedonker fiets ik over de steppe geflankeerd door twee zwijgende mannen, elk op een klein paardje. Het moet een bijzonder gezicht zijn, vooral wanneer ik over de kop sla als mijn voorwiel in een langwerpig gat verdwijnt. 'Noeg, noeg,' roepen de mannen geschrokken en geamuseerd tegelijk. 'Noeg' staat voor kuil en de kuil is gegraven door een marmot waarvan je er overdag tientallen voorbij ziet schieten. Mijn komst is niet ongemerkt gebleven. De bewoners van de drie naast elkaar gelegen gers zijn samengekomen in één tent en verdringen zich om mij en de familiefoto's die ik heb meegebracht te bekijken. In het flakkerende licht van één enkele kaars gaan de plaatjes van hand tot hand. Voor ik naar bed mag, moet ik nog van alles eten: vers brood, Ayrak en hard gebakken plastic. De Mongolen zullen deze kiezencruncher vast anders omschrijven, maar het lijkt er echt op. Het is gemaakt van dik melkvel dat in de zon tot keiharde tabletten is opgedroogd, waar je als je niet uitkijkt al je tanden en kiezen op stukbijt.

Gracieus, glooiend, groen

Het liefst had ik me nog een keer omgedraaid maar er is te veel herrie in en om de tent. De jongens die door mijn komst hun bed moesten afstaan, zijn bezig met hun ochtendgymnastiek. In de waterkoude ochtendlucht hakken ze hout voor de kachel. De kachel staat steevast in het midden van de ger en ademt via een gloeiend hete pijp die door het dak steekt. Op het vuur, waarin ook menig paardedrol tot as verbrandt, staat een reusachtige pan met melk. Moeder roert in het dampende vocht terwijl vader zijn jas dichtknoopt. Een lange jas, gemaakt van een dikke, licht glimmende stof met kleurrijke stiksels en zilveren knoopjes bij de sluitingen. De mouwen zijn langer dan de armen om - zo vermoed ik - in de winter maximale bescherming te bieden. De traditionele kledij voor vrijwel elke nomade. Geen klederdracht die zoals bij ons, alle te zien is op de folkloristische Kaasmarkt op donderdagochtend in Alkmaar, maar alledaagse dracht, zo casual als spijkerbroeken en T-shirts in Nederland. Dat vrijwel iedereen nog in deze dracht loopt, maakt dit land extra bijzonder.
Voordat ik zelf uit mijn bed en in mijn traditionele fietsbroek stap, kijk ik nog even door het te kleine voordeurtje naar buiten: pats dertig kilometer ongehinderd ongerept uitzicht over het nog altijd, gracieus glooiende groene landschap. Ik heb er zin in.

Oendoeg doewie

Vandaag fietsen we zo'n 60 kilometer met veel up's en down hill. Over een smal karrespoor verhard met stenen van de gemeenste soort. Binnen het uur rijd ik tot tweemaal toe een dubbel lek. Shit. 'Een snake bite,' corrigeert Wim. Gelukkig is de teamgeest groot en met z'n vieren dichten we simsanlabim het gat. Bij het vierde lek sta ik helemaal in m'n eentje de banden te wippen omdat, en gelijk hebben ze, het tempo er net lekker in zat. 's Avonds gooi ik er een achterband van het merk Swallow om, waarna ik het reparatiesetje niet één keer meer tevoorschijn hoef te halen. De volgende dagen knetter ik met volle vaart naar beneden. Onverschrokken, zonder te remmen, vrij naar Julie Furtado. Noodstop halverwege nergens. De ketting van Pieter's hybride is doormidden. De steeksleutelset is compleet van maat 10 tot en met 21, een simpele kettingpons ontbreekt. Bezorgde gezichten, want in het mini-dorpje, zes tenten op een rij, kun je zelfs je paard niet laten verzolen. De fiets gaat toch op zijn zij. Het hakblok komt er aan te pas, evenals een buitenmodel hamer en een roestige, kromme spijker die oma, na veel aandringen onzerzijds, uit een soort Nivea-doosje tevoorschijn tovert. Spannende momenten maar de spijker wordt recht en de ketting gemaakt. De fiets is weer helemaal een 'oendoeg doewie' dat zo veel betekent als 'rijdend wiel'.

Flinstones formaat

Nog meer vreugde: er wordt voor ons een schaap geslacht. De kok heeft al dagen niet kunnen foerageren en kiest, terwijl wij nog bezig waren met het repareren van de hinkende hybride, een schaap uit. Het beest wordt op 'humane' wijze gedood: twee mannen leggen het beest in de houdgreep. De man die tussen zijn achterpoten zit, maakt met een scherp keukenmes een kleine snede in de borst, ter hoogte van het hart. Daarna gaat hij met de blote hand naar binnen op zoek naar de aorta. Amper een seconde later onderbreekt hij de bloedtoevoer door de lichaamsslagader af te knijpen, waarna het beest sterft. Ik volg het ritueel vanaf een zekere afstand en moet de details van de anderen vernemen. Maar het moet gezegd worden: de Mongolen tonen veel respect voor het beest dat zijn leven voor ons laat. Er vloeit nauwelijks bloed en het beest wordt met zorg ontleed. De volgende avond wordt het schaap bereid naar de fijnste Mongoolse traditie: het vlees wordt samen met vuistdikke rivierkeien in een soort melkbus in een houtvuur geplaatst. De keien moeten de hitte gelijkelijk door alle delen van het vlees geleiden. Omdat de bus afgesloten is, ontstaat er overdruk in het vat, dat pas na drie kwartier met beleid en geduld geopend wordt. Eerst komen de stenen tevoorschijn. Loeiheet. En naar voorbeeld van de Mongolen, laten we ze in onze handpalmen heen en weer rollen, om de krachten ervan in het lichaam op te nemen. En dan, dan komt het vlees, dat elk kerstmaal doet verbleken. Op de plastic bordjes liggen kluiven van het betere Flinstones formaat, er is Schultheiß bier en de chauffeur/kok zingt uit het diepst van zijn hart en keel een Mongoolse ballade. Zijn zang ebt de donkere nacht in, onweerkaats, over de eindeloze vlaktes. De Nederlandse delegatie breekt op haar beurt een lans voor de Hollandse cultuur met 'Op een klein stationnetje'. Het enige lied waarvan iedereen de tekst kent. Er is nog meer vlees, het vuur wordt nog eens opgestookt en we besluiten - ieder in z'n moers taal - met de 'Internationale'.

Wodka in de bidon

De grote stad Erdenet (65.000 inwoners) is het eindpunt van de fietstocht. Van daaruit reizen we de laatste 600 kilometer tot Ulaan Baatar per trein. Het is een schok, maar tevens een verademing: in geen weken heb ik zo veel mensen zo dicht bij elkaar gezien. De 18 wagons die door een dieselloc langzaam maar gestaag door het landschap worden voortgetrokken, is waarschijnlijk de dichtst bevolkte plek in Mongolië. Maar wel een erg gezellige plek. Iedereen gaat bij elkaar op bezoek om de vers ingslagen brood, worst, kaas en fruit met elkaar te delen. Er is zelfs een bidon met pure wodka. Mond open, ogen dicht en zachtjes knijpen. Ik word zowaar in mijn eigen coupé wakker.
Ulaan Baatar. Ze hebben hier verkeerslichten en een afwateringssysteem dat na de eerste de beste stortbui overstroomt. In het reusachtige warenhuis, koop je in één rondgang in één klap al je souvenirs: originele Mongoolse kleren, muziek of een flesje Wodka. Er is een natuurmuseum en een heuse disco waar de drankjes twee dollar per stuk kosten. Er rijden trolleybussen en gammele Opels die over land vanuit Duitsland zijn aangevoerd. Maar even goed duikt er regelmatig een Mongool op een paardje op in het straatbeeld mèt het karakteristieke hoofddeksel, dat eindigt in een knoop.
Over een halve eeuw hebben de nomaden op de steppe allemaal TV in hun ger en communiceren ze per satelliet over het internet. Maar ik weet zeker dat ze net als de laatste paar eeuwen op die kleine felle paardjes blijven zitten, ayrak drinken, domino spelen en in een ger wonen. Ik zal dan terugkeren - met een Sparta mèt - en u lezer opnieuw berichten.

Algemene informatie

zelfstandig op reis

Op eigen gelegenheid door Mongolië fietsen is mogelijk, maar niet zonder hindernissen. Een visum regelen, is te doen. En er zijn wekelijks vliegtuigen, via Moskou en via Peking. Een serieus probleem echter is de voedselvoorziening zodra je het binnenland infietst. Voor het oog is dit absoluut de mooiste bestemming, maar je maag moet van goede huize zijn om alle lokale lekkernijen naar behoren te verteren. Je moet volledig zelfvoorzienend zijn, want in sommige streken, is er binnen een straal van 20 kilometer geen mens te bekennen.

georganiseerd op reis

Oad Cycletours organiseert sinds 1995 fietsreizen die uit en thuis 24 dagen duren. Dankzij een meerijdende vrachtwagen plus staf hoef je noch voor je bagage noch voor je eten te zorgen. Informatie 020 - 6262601.

Met dank aan:

Anke van Dam, Rik Idema en zijn vrouw Tseren, Bataa, Mandaa, Ellen en Cees.
Fietspad langs de Digitale Snelweg 2.1
© 1995-2023 Michiel van Loon