Introductie: Fietstocht door IJsland juni/juli 1999

 

 

Na meer dan 10 keer de Mont Ventoux en meerdere keren de Alpe d’Huez en een maal Nederland Middelandse zee, wilde ik eens iets heel anders. Sinds ik alleen woon met mijn twee dochters van 22 en 24 jaar had ik de bijzonder positieve ervaringen van het alléén fietsen (reizen e.d.) ondervonden. Ik heb een druk bestaan: een eigen bedrijfje dat pakketten (administratieve) maakt voor de grafische industrie, drukkerijen en uitgeverijen. Het is een serviceverlenende bezigheid, waarbij je altijd voor andere mensen bezig ben. Op een wat ander niveau geldt dit ook voor je gezin. Een fietstocht alléén heeft voor mij vele positieve uitwerkingen: veel intensievere beleving van de natuur, totaal “los” van het alledaagse, geen overbodig energieverbruik (milieu), goedkoop, leuke ontmoetingen. Als je van het buitenleven houdt, conditioneel nog goed meekan, de stilte kan waarderen, en geen levenspartner heeft, zijn dit zaken die een beslissing om er alleen op uit te trekken alleen maar versterken.

IJsland werd mijn keuze omdat dit land veel bijzonder landschappen en vogels te bieden heeft. De natuur-elementen, regen, wind, kou, zandstormen, zijn nadrukkelijk aanwezig, zodat je behalve over durf ook over een goede conditie moet beschikken. “Dan moet ik dit avontuur dan ook maar zo snel mogelijk aangaan”, dacht ik.

Ik heb onderweg geschreven, om m’n “verhaal kwijt te kunnen”. Omdat het behalve een reisverslag ook een soort dagboek is, moet ik enkele namen verklaren:

Frouke en Marloes (Hofstede) zijn mijn twee dochters,

Bonnie en Max mijn honden,

Trees, mijn zus en Jan G. een goede vriend,

Sint Joris is een Psychiatrische inrichting in Delft.

 

 
Loek Hofstede

Werkendam

E-mail info@ypsilon.nl

(meer foto’s zijn te zien in dit fotoalbum)

 

 

 

 

Hoe zacht is het IJslandse mos...

 

26 juni 1999

 

Ik had IJsland vanaf ongeveer 10 km hoogte zien liggen op weg naar Canada en Californië. De afstand was te groot om iets te onderscheiden. Zelfs de grote gletsjer kon ik niet zien. Nu kreeg ik de gelegenheid om zo'n 14 dagen flink in te zoemen.

 

Ik was gisteravond om 11.00 uur vertrokken met de auto. Op de drager stond m'n mountainbike. Dit zou mijn vervoermiddel zijn om IJsland rond te trekken. Met volle bepakking had ik eerst nog een proefrit gemaakt. Marloes had me uitgezwaaid. Als ik terug zou komen, zou ik haar niet meer zien. Jan G. deed nog een laatste controle en herstelde de klemmen van mijn stuurtas. Frouke had me gezegd niet in het donker langs de autobaan te slapen. Het kwam me goed uit. Ik bleef klaarwakker en reed via Enschede, Bremen en Hamburg zo Denemarken binnen. Ik kocht een kaart van Denemarken. Hanstholm lag in het Noord-westelijke puntje ervan. Ook kocht ik nog wat om te eten. Want, toen ik gisteravond thuiskwam hadden Bonnie en Max mijn eten voor onderweg opgegeten.

 

Ik had alle tijd in Hanstholm om nog wat te eten in het Havne hotellet. Achter dit hotel was een bewaakte parkeerplaats voor m'n auto. Met volle bepakking reed ik langs alle wachtende auto's de ferry op. Ik sjorde m'n fiets vast aan de zijkant van het ruim en ging naar boven. Er was een lichte deining. Ik liet m'n pillen tegen zeeziekte in de verpakking. Ik kwam in gesprek met een gepensioneerde geoloog uit Duitsland, die me nog een paar plaatsen op de kaart van IJsland aanwees. Om 9.00 voelde ik dat de deining vat op me begon te krijgen. Ik verontschuldigde me bij de vriendelijke Duitser en klom m'n stapelbed in. Ik zou het klokje rondslapen.

 

27 juni.

 

Er werd vanmorgen om 4.00 uur op de deur geklopt: "Good mornink". De twee Deense kamergenoten werden ook wakker en gingen er pruttelend uit. Ik waste, kleedde me aan en ging naar buiten. Sinds ik in Denemarken was, had het ononderbroken meer dan twee dagen geregend. De lucht was grijs en grauw. Het zou m'n eerste fietsdag worden!

 

Gisteren, zondag, was een echte rustdag op de ferry. Veel koffie, wat lezen en af en toe een praatje. De dag ging toch nog snel voorbij. Buiten was er weinig te beleven. De zee bleef kalm. Door het slechte weer was er niet veel zicht. Olie-platforms en een enkele boot. In de buurt van de Shetland eilanden werd het "spectaculair". Een mooi silhouet van de eilanden-groep. Door het slechte zicht kon ik wat groene en witte plekken onderscheiden. Er waren hier veel zeevogels. De sierlijke Jan van Genten vielen het meest op. Tegen de avond speelde toch mijn aanleg voor zeeziekte op. Ik had met lange tanden m'n avondeten voor de helft naar binnen gewerkt. In de buurt van een WC kon ik het niet meer houden. Eten van de hele dag verdween in de pot. Ik kroop lekker onder de wol.

 

28 juni.

 

Ik reed om 6.00 uur 's morgens van de ferry. Behalve dat ik de Farör op fietste, fietste ik vooral de kou en de regen in. Ik dook het eerste en beste afdak onder. De poncho, die Marloes aan Frouke gegeven had toen ze naar Costa Rica vertrok, moest eraan te pas komen, omdat het afdak lekte. Hier wachtte ik maar eens op beter weer. Tot twee maal toe zag ik de Duitse geoloog met een paraplu in Ajax-kleuren. Hij had een auto, maar wist nog niet goed wat te doen. "Making up my mind", zei hij. Met dit weer was het moeilijk plannen maken. Mykines, het mooiste vogeleiland leek me moeilijk haalbaar. Eerst 80 km fietsen en dan grote kans op slecht zicht. Zelfs de grootste optimist begon daar niet aan! Ik koos voor twee alternatieven. Hestur, waar een zeekoeten-kolonie zat en Nolsoy met een kolonie stormvogeltjes.

Er ging een ferry om 1.00 uur naar Hestur. Het zicht was slecht. Bij aankomst bleek er geen enkele plaatsnaam te kloppen. Ik was op een ander eiland, Sandy. Ik fietste naar de andere kant. Onderweg had ik amper 50 meter zicht. Er lag een typisch vredig Farörs dorpje, Sandur, ingesloten door twee baaien aan de zeekant en twee binnenmeren. Er was een bakker met wat levensmiddelen en een bedrijvige vissershaven. Verder niets. Omdat het weer slecht bleef, koos ik voor de nacht een bushuisje wat niet meer in gebruik was. Weinig romantisch maar functioneel. Het was laat in de middag en ik maakte een lange wandeling over de kliffen. Veel Noorse stormvogels, die broedden tegen de klifwand, eidereenden, grote zeekoeten en alken. Er stonden veel orchideën, koekoeks-bloemen en veenpluis. Alle planten werden klein gehouden door de vele schapen en zeewind. Vreemd een landschap te zien zonder één enkele boom. Zelfs in de tuinen waren geen bomen aangeplant. Een mooi glooiend landschap met veel schapen, bemoste rotsblokken en overal water in stroompjes, watervallen, poeltjes en meren.

 

Ik had honger en brak m'n eerste noodrandsoen aan. Het was een vegetarische preischotel. Ik vond het lekker. Kinderen uit het dorp probeerden een conversatie. De spreektaal op de Farör is afgeleid van het oud-Noors. Omdat de kinderen geen Engels of Duits verstonden en ik geen Deens of Noors sprak kwamen we niet zo ver. Ze hadden er wel veel plezier in. Ik poetste m'n tanden in het zeewateren kroop in m'n bivakzak.

 

29 juni

 

Ik stond om 6.00 uur op. De nacht was koud. Het zou een lange dag worden, al had ik hier nog geen weet van. Ik wilde op de terugweg naar de ferry een alternatieve wandelroute over de kliffen volgen. Maar vond dit toch te riskant en na ongeveer 7 km keerde ik terug en volgde ik de zelfde weg van gisteren. De wolken hangen hier laag en ik reed net als gisteren door een zelfde miezerregentje terug naar de haven. Ik hoefde niet lang op de ferry te wachten en keerde terug naar Gamlareat. Op m'n terugweg kwam ik tot m'n verbazing in Hestur, waar ik m'n reisdoel gisteren gepland had. Ik zag hier onder de kust m'n eerste papagaaiduikers. De kust en de kliffen zaten vol met zeevogels. Het plaatsje, met de zelfde naam als het eiland, was zeer schilderachtig. Ik maakte snel een paar plaatjes; een aandenken aan een gemiste kans. In Torshavn spoedde ik me naar de Informatie om te horen of m'n trip naar Nolsoy, die ik gisteren besteld had, door zou gaan. "Yes, but". Het ging door, maar er zou een Deense TV-ploeg meegaan, die voorrang van de gids kreeg. Of dat geen probleem was. Ik vond het wel interessant. 's Middags hing ik wat rond in de SMS, een grote overdekte supermarkt. Hier was het tenminste droog en warm. Ik at een groot bord shoarma (hier sawarma) en nam om 6.00 de ferry naar Nolsoy. De vrouw van Jens, onze gids, kwam ons ophalen. M'n fiets stalde ik in het buiten-souterin van de logies waar ik kon slapen. Ik maakte kennis met Anne en Rasmus, de Deense TV-ploeg. Ze maakten een vakantie-programma van enkele onderwerpen van de Farör eilanden. Een ervan was dus het nachtelijke bezoek aan een grote stormvogeltjes-kolonie. Om 11.00 zouden we vertrekken. Om "de tijd te doden" liepen we eerst naar een kleine papagaaiduiker kolonie. Koddig om ze met volle bek haring voor het zelf-gegraven-hol te zien neerploffen.

 

Voordat we vertrokken naar de stormvogeltjes, ontmoetten we de hele groep (8 mannen/vrouwen) in het huis van Jens. Het was een ware zoete inval met allerlei nationaliteiten. Marita, de vrouw van Jens was IJslandse, twee Denen, een Tsjechische, Farörers en een Hollander. Ik bleek door de TV-ploeg al sinds maandag gesignaleerd te zijn en het deed hen zichtbaar goed nader kennis te maken. Anne was eigenares van de firma, die werkte voor Deense TV-stations. Ze had in het voorjaar Denemarken al rolschaatsend van oost naar west gekruisd. Als je dit twee overeenkomsten mag noemen, was de derde dat we beiden van vrouwen hielden. Rasmus had vroeger gevoetbald en wist alle namen van voetballers en clubs. We dronken thee en koffie bij Jens. De stemming steeg alsof het gluhwein was na een stevige wandeling in de vrieskou. Een kakafonie van talen en onderwerpen. Jens prepareerde vogels en deed dat in de ruimte naast het keukentje waar we zaten. Een vreemde combinatie naast het gidsen. Maar hij leidde ons er rond en vertelde er met veel enthousiasme over. Er hing een zware doordringende geur, die mij zeer bekend voorkwam.

Wat een schitterende plek! Honderden af en aanvliegende papagaaiduikers, hoog boven op de rots de Noorse stormvogels en laag over de stenen scherend de stormvogeltjes. Ze broeden onder stenen, waar ze diepe holen hadden gemaakt. Zodra ze iets horen beginnen ze te kirren alsof ze hun partner naar binnen willen lokken. Jens had z'n vangnet meegebracht. Om er enkelen te vangen en te ringen en aan ons te laten zien. Tere zwarte vogels met een witte band op de staart van amper 15 cm groot. Er was er laatst een teruggemeld uit Namibië, 15.000 km zuidwaards.

 

Terug in ons logies om 2.00 uur 's nachts stond er een broodmaaltijd klaar. Met Anne en Rasmus praatten we nog wat na tot half 4. Het was nog lang niet donker en ik had totaal nog geen slaap. We zouden elkaar om 9.00 uur wekken om de ferry van tien uur te halen.

 

30 juni

 

Om 9.00 uur waren we uit de veren. We aten, wisselden adressen uit en namen toch maar de ferry van 12.00 uur naar Torshavn. "Wat voor natuurverschijnsel is dat daar in de lucht", grapten we. Na dagen scheen de zon. In Torshavn namen we (definitief ?) afscheid met het "nice to meet you" dat deze keer veel inhoud had. Ik kwam ze nog eenmaal toeterend in hun auto tegen. Ik fietste naar het historisch museum. Een mooie afronding van alles wat ik gezien, gehoord en gelezen had over de Farör-eilanden.

 

Ik koesterde me in de zon aan een baai, at wat brood, kleedde me om en ging terug naar de haven. Ik haalde m'n stapel tijdschriften op die ik bij een kiosk in bewaring had gegeven. Ik had ze meegenomen om "in geval van nood" iets te lezen te hebben.

 

Ik haalde m'n boarding-kaart op. "Oh, Hofstede, die man op de fiets". Ik wisselde wat oppervlakkige gegevens uit met andere hikers en bikers. Het viel me op dat de contacten makkelijk gelegd werden. Ik smeerde m'n ketting en fietste het ruim van de ferry in. Morgenochtend om 9.00 uur IJslandse tijd (2 uur tijdsverschil) zouden we aankomen in Seydisfjördur.

 

1 juli

 

Ik werd gewekt door het zonnetje dat al over de hoge bergwand uitkwam. Het was pas 6.00 uur! Ik had aan een stuk door geslapen op een zacht mosdeken bij een beekje.

 

Het was gisteren een hele speciale “binnenkomer" op IJsland. Vlak buiten Seydisfjördur deed ik m'n fietskleren aan en belde naar huis. Hier deed m'n GSM het gelukkig wel. Na een kilometer begon het al te klimmen. Om me heen een meanderende rivier onder in het dal en aan de bergwanden, die nog half in de wolken verpakt waren, veel watervallen. In het gras overal nieuwsgierige goudplevieren. De klim over de pas duurde uren. Bovenop was alles wit van de sneeuw in prachtige plakkaten. De fietsers op IJsland zijn één grote familie. De Schot uit het noorden van zijn land, die al eens de LF-route in Nederland gefietst had, haalde ik als eerste in, hij moest al lopen, daarna nog twee Zwitsers en Noren. Ik zelf werd ingehaald door twee Amerikanen, die de noordelijke ring namen en in Reykjavik het vliegtuig namen. In de afdaling (65 km per uur!) haalde ik ze weer in. Het laatste restje concurrentiegevoel moet ik maar snel uit m'n hoofd bannen.

 

De eerste stop in Egilstadir, gelegen aan de rondweg nummer 1, gebruikte ik om boodschappen te doen en kaarten te schrijven. Ik had geen idee hoe snel de post ging vanaf deze afgelegen plek. Ik kocht er tien, maar zou er later toch nog wat bij moeten kopen. Ik fietste naar het zuiden een dal in met de wind in m'n rug. Ik stopte vaak, voor vogels die nu bijna allemaal eieren of jongen hadden en zeer waakzaam waren. Veel tureluurs, grutto's, watersnippen, bokjes en overal de goudplevier. Ik was blij dat ik m'n fototoestel met voldoende rolletjes meegenomen had. Het landschap was overwel- digend; ruig, wijds, sneeuw, mossen, kleuren... Ik kreeg er soms kippenvel van. Wat schapen, pony's en koeien, qua aantal waarschijnlijk in deze volgorde.

 

Ik moest op het einde van de middag me nog oppeppen met een kittekat en wat rozijnen. Ik had te weinig gegeten of de eerste klim had te veel van m'n energie gevraagd. Ik zocht vroeg naar een slaapplaats.

 

2 juli

 

Om 6.00 uur was ik wakker. M'n bivakzak voelde nat aan. Het regende gelukkig niet. De wolken die gisteravond, toen de wind ging liggen, al begonnen te zakken hadden een nevelregen geproduceerd. Ik waste me in de beek. Op IJsland is zoveel water te vinden dat je altijd wel in de buurt van water bent. Meestal vulde ik in deze beekjes ook m'n bidons. Ik zette thee, at wat en verliet m'n slaapplek. Ik keek nog even naar de eieren van de goudplevier. Ik had hem er niet af zien gaan vanmorgen, ze waren nog warm. Ik deed m'n goretex fietsjackje aan, want het voelde koud aan.

 

Gisteren was het m'n eerste volle dag op IJsland. Ik genoot ieder moment van dit landschap. De zon scheen en ik maakte veel foto's. Het landschap was nauwelijks in kontakt gekomen met de beschaving. Soms was er een auto en af en toe een huis. De boeren gebruikten de grond zoals het er lag. Geen egalisatie of kanalisatie. Het leek of ze de natuur accepteerden als inrichter van het landschap en er onderdanig gebruik van maakten. Er waren geen reclameborden of vuil langs de weg. Ik had m'n vuilnis van m'n eerste kampje in een plastic zak aan m'n fiets hangen. Toen ik na een uur of vier nog geen afvalemmer had gezien, besloot ik het maar te begraven op een stuk van de weg af. In deze verlatenheid zou niemand het ooit terugvinden.

 

Ik kwam een gestrand Noors stel tegen. De vrouw was met een van haar achter-pionnen in de weer. Haar gereedschap lag naast haar en met zwarte handen probeerde ze een van haar pionnen provisorisch te herstellen. Zo hoopte ze ergens bij een fietsenmaker te komen. Anders gingen ze wat bussen en wandelen. Haar vakantie was net begonnen. In de fietskar, die via de achteras bevestigd was, zat haar kind! Ik kon niet helpen en wenste haar veel succes. We zouden elkaar weerzien op de ferry. Of die tandem dan van twee bejaarde Noord-Amerikanen. Zij zat achter op. Ze waren getekend door de tand des tijds. Zij had nog wat stompjes van wat eens een blakend wit gebit moet zijn geweest. "Were do you come from" was hun eerste vraag en verried meteen hun herkomst. Na het gesprek vol met humor vroeg ik beleefd, maar uiterst nieuwsgierig: "May I ask for your age?". "I am 75", zei ze gretig. Je zal je oma met d'r helmpje horen vertellen dat ze IJsland rond gefietst heeft... dacht ik toen ik de baai met een grote omweg rondfietste. Je zou alvast een plekje in Sint Joris bespreken...

 

3 juli

 

Als je een cursus masogisme wil volgen, moet je gaan fietsen op IJsland, las ik op de boot. Van te voren had ik gedacht: "Het wordt kicken of stikken". Nu na 3 dagen kan ik niets anders zeggen dan dat ik heb zitten kicken. Er is weliswaar een harde en koude polaire noord-oosten wind, maar ik voel hem meestal in m'n rug. Ik heb nu ongeveer 300 km gefietst en heb maar een paar keer hoeven afstappen voor steile hellingen. Vanmiddag had ik er een van 16 %, maar het was gelukkig afdalen. Ik zag vandaag veel grauwe franjepoten en een paartje vale lijsters. Onderweg werd ik tot twee maal toe op mijn hoofd gepikt door een oververhitte Noorse stern. Ik heb z'n schedeltje (of van een familielid) in m'n fietstas gedaan.

 

Ik heb nu mijn kampje bij een melancholisch roepende goudplevier. Deze vogel is het symbool van IJsland. Zijn geluid klinkt aangenamer als de snerpende roep van de scholekster, het symbool van de Farör. Ik slaap achter een winderige rots met uitzicht op de grote IJslandse gletsjer (Vatnajökull). Hij is groter dan alle Europese gletsjers bij elkaar. Ik fiets er de komende dagen langs.

Ik trof vandaag een bibberende Italiaan met bivakmuts en zeil-outfit. Hij vroeg of het aan de andere kant van de baai ook zo hard waaide. Er kwam ook nog een Duitser bij, die ik al even voor me in het vizier had. Ik probeerde hem in te halen. De Italiaan had problemen met z'n versnelling, die hij met een spinnetje provisorisch verholpen had. De Duitser, met een mooie uitrusting op zijn fiets, was een goede techniker en hielp hem. Dan was er nog een Finse jongen, amper 20. Hij was 7 dagen onderweg. In het begin van tijd tot tijd regen en nu: "Much wind ahead".

 

Ik deed wat inkopen in Hölm. Er kwam nu voorlopig geen stad meer en morgen was het zondag. Ik belde binnen wat mensen scope en warmde me en passant nog wat op. Ik rook het aanbraden van vlees. Ik vluchtte maar snel weer de kou in, maar moest me toch even vermannen.

 

4 juli

 

Vandaag weer een dag die ik niet snel zal vergeten. Ik had goed geslapen. Het was een koude winderige plek achter een rotsformatie. Ik zette geen thee, at snel een paar boterhammen en pakte m'n fiets om me warm te trappen. Het was 8.00 uur. De lucht zag er goed uit en de zon scheen zelfs. Ik zou de hele dag langs de gletsjer Vatjanökull fietsen. Het was een adembenemend landschap. De twee ijsmeren waarin een deel van de gletsjer uitkwam, waren voor mij de hoogtepunten van de dag. Ik nam er alle tijd om de indrukken op me in te laten werken.

 

Achter had ik een fietser bespeurd in m'n kijker. Omdat ik steeds stopte voor vogels of foto's, kwam hij steeds dichterbij. Toen ik na een aantal uren fietsen stopte om wat te eten, riep hij al van verre: "The Dutchman". "The German", riep ik terug. Hij was een tuinman uit Zuid-Duitsland, die een half jaar vrijaf genomen had. Hij was met de fiets in Parijs en Londen geweest en was nu voor onbepaalde tijd op IJsland. Hij was een ervaren mountainbiker, die in 8 dagen ook de Alpencross had gedaan. We zouden elkaar bij het ijsmeer weer treffen. Hij zat er wat achteraf, buiten de toeristenstroom. Ik bood Markus een koffie aan en we keuvelden nog wat op het terras. Ik vroeg hem naar m'n mankement aan m'n fiets. Soms gingen mijn trappers rond, zonder de pionnen rond te laten draaien. Hij wist het niet. Ik moet zo snel mogelijk Jan G bellen, dacht ik.

 

Wat verder was nog een ijsmeer, die in de Lonely Planet hoger aangeprezen werd. Bovendien moest ik, volgens René‚ hier de roodkeelduiker vinden. Behalve een fantastisch aanblik op het meer, trof ik er een biker uit Nieuw-Zeeland aan. Hij was geoloog en had al zijn kleren te drogen uitgestald. Hij kwam ook uit het zuiden gefiets. Iedereen klaagde over slecht weer daar. Hij was een echte wereldreiziger; meer onderweg dan dat hij werkte. Negen maanden geleden fietste hij nog in China.

Ik vond de roodkeelduiker wat verder langs de weg. Een prachtige vogel, in zomerkleed. Verder had ik nog de sneeuwgors en smelleken. Ik ben overigens m'n vogelboek kwijtgeraakt. Waarschijnlijk uit m'n niet dichtgeritste tas gesprongen. Ik geef niet mijn verstrooidheid, maar de slechte wegen de schuld.

 

Ik had een prima plekje gevonden, vlak langs de weg achter een bouwsel, wat vroeger een schuurtje was geweest. Ik had toestemming aan de boer gevraagd. Maar de “boer” was een gids, die met toeristen een 1900 meter hoge berg al wandelend beklom via een krater. Om 6.00 uur weg en na 10 uur weer terug. Ik kreeg zin om mee te gaan. Ik had er de goede kleren en schoenen niet voor bij me. Het vroor en het sneeuwde boven. Ik deed het niet, tenslotte ben ik  nu fietser! Overigens maakte deze boer

's winters websides.

 

Voor me ligt de zee. Daar tussen een soort wadden. Het is stil op wat vogelgeluiden na. Voor 9.00 uur 's morgens en na 6.00 uur 's avonds rijden er bijna geen auto's meer. Ik neem een nightcapje uit het kruikje van Trees. Ik heb hem gevuld met een jenever uit Costa Rica, die ik van Frouke heb gehad. Het was een toost op het behalen van het eindexamen van Marloes, proost !!

 

5 juli

 

Ik had m'n slaapplaats zo uitgekozen dat ik in de ochtendzon kwam te liggen. Maar hier in IJsland gelden andere regels; een dikke lucht en nog net een regen. Het was 9.00 uur toen ik al weer op de fiets sprong. De wegen waren genummerd en er werd goed bewegwijzerd. Je hoefde nauwelijks op de kaart te kijken. Ik deed het alleen om te zien waar ik was. Vandaag zou ik een morenen veld doortrekken en langs de plaats komen waar afgelopen december een vulkaan onder de gletsjer tot uitbarsting was gekomen. De morenen- en lavawoestenij was een ervaring. Zo’n grote kale zwarte vlakte met een kaarsrechte weg in dezelfde kleur. Geen vogels en weinig auto's. Alleen ik... Gelukkig had ik wat pinda's en een paar pannenkoeken om al fietsend op te peuzelen. Zo had ik nog wat te doen. Ik weet niet hoe het kwam, maar in dit uitgestrekte eenzame landschap kreeg ik een triomfantelijk gevoel. Ik voelde dat mijn fietstocht door IJsland ging slagen. Het viel me op dat ik me de laatste dagen weinig het "afreageerwoord" hoorde zeggen. Wel had ik de laatste nachten over haar gedroomd. Hier op deze vlakte en met dit overwinnaars gevoel, zag ik me al voor m'n prestatie omhelst worden. Ik hoorde haar zeggen dat ze trots was op haar ex. Hoe een droom zo over kan vloeien in een dagdroom!

 

Er trokken vandaag een paar lichte regenfronten voorbij. Ik zag de bui al van verre hangen. Ik moest er toch doorheen. Een wat oudere Italiaan had me er al voor gewaarschuwd. Hij was bijna rond en vond zich een "strong man". Ik kon hem dit alleen maar bevestigen. Eindelijk ook weer eens een stel. Jonge mensen uit Praag. Zij kon zo een jongere zus van Janna zijn. Ze zagen er nog fris uit. Toch hadden ze al 7 dagen gefietst.

Het was in dit vlakke gedeelte met z'n lavavelden moeilijk aan geschikt water te komen. Ook een geschikte plek vinden voor de nacht, viel niet mee. Waar maakt niet zoveel uit, als het maar beschutting geeft tegen deze akelige koude wind. Wel te rusten!

 

 

6 juli

 

Ik stond al om 8.00 uur op. At 6 boterhammen met spek en wat yoghurt. Ik had gisteren ook al tegenwind gehad. Op het laatst reed ik niet harder dan 10 km per uur. Het was een grauwe dag, maar droog. Ik had nu evenveel “zon-dagen” (3) als bewolkte dagen gehad. Ik reed nog steeds langs de kust. Ik smeerde m'n ketting zorgvuldig. Door de harde wind stond hij helemaal droog. Ik had op mijn fietsje zoveel schitterende landschappen voorbij zien gaan, dus ik moest hem wel koesteren. In het plaatsje Vik, het zuidelijkste puntje, werd ik totaal ondergescheten door de Noorse sterns. Ik maakte wel een mooie foto van een volgevreten jong, die zo op een kei leek, dat ik eerst nog eens goed met m'n ogen moest knipperen. Ik zag de papagaaiduikers af en aanvliegen volgens het boekje. Ik ging verder, nu met het windje in de rug.

 

Ik had vandaag veel fietsende tegenliggers, allen uit het vliegtuig van Reykjavik gestapt. In vogelvlucht: Al van verre zag ik het, de eerste vrouw alleen, een goedlachse Duitse. En er was die mooie Finse met een lange blonde paardenstaart. Zij had met haar vriend 4 weken. Dat is een ideale tijd om IJsland te ronden. Bij het afscheid zei ik dat ik jaloers was op hem en op hen beiden, dat ze zo lang op IJsland konden zijn. Even ving ik een glimp op van twee Nederlandse fietsers. Ze moesten haast maken, want de bus ging verder. In de bus..., maar er waren dan toch Hollanders. Er was nog een Italiaan, een broekie. Hij stond uit te puffen boven op een berg. "Er heeft zeker een artikel in 'Cyclissimo' gestaan over fietsen in IJsland", giste ik. En jawel, de volgende twee waren Italiaanse mannen, die mijn vermoeden bevestigden. Er waren ook nog twee Duitsers, homo's dacht ik. De een had een cowboyhoed (in IJsland een "fout" hoofddeksel), het vrouwelijke type had een ijsmuts. Zij hadden in een grot geslapen. Er stond een tafel en banken in met varentjes in de muur. Een jong Duits meisje alleen. Je moet maar durven. Een enthousiaste Oostenrijkse met een wat norsere vriend. Ze wilde van alles weten, waar ik geweest was, waar het mooi was en... enz. En tenslotte een stoere Canadees, die in drie weken rond wilde.

 

Ik zie weinig huisdieren, één kat en wat (border-)collies en "vuilnisbakken". Ik zag een jonge hond, een soort keeshondje met veel huskey bloed. Hij zag mij aan de andere kant van de weg en stak zomaar over. Er kwam juist een grote vrachtwagen aan. Ik kneep m'n ogen dicht en verwachte een klap. Toen ik stil stond en m'n ogen open deed sprong het hondje tegen me op. De vrouw kwam aanlopen. Ik zei dat ik het zag aankomen, maar niets kon doen. "Oh mij God", riep ze uit en nam het hondje in d'r armen. De Esso-auto was ook gestopt en de chauffeur kwam poolshoogte nemen.

 

Ik had besloten om de weg binnendoor via Koljur te nemen. Ik kwam dan via de Geysir. Daar zou ik de bus nemen naar Akureyri. Zo had ik wat meer tijd over om rond het meer Myrvatn en in het Noord-westen te fietsen. Ik fietste lekker in het avondzonnetje, dat hier maar eindeloos aanhield. Uiteindelijk besloot ik door te fietsen tot Geysir met één etappe winst. Zo maakte ik de midzomernacht fietsend mee. Kinderen speelden om 11.00 uur nog buiten. De koperwiek zong ijverig zijn avond-, of was het zijn ochtendlied. Op 5 marsen kwam ik om 2.00 uur bij de spuitende geysers aan. Ik keek wat rond en zag soms de Strokkur (Geysir is dood gemaakt door alle ingegooide zeep-chemicaliën) zijn kokend hete water uitstoten. De maan was net op en ik schoof aan op het simpele kampeerveldje vlak naast de geysers.

 

 

7 juli

 

Het was een bijna strakblauwe lucht, maar het stormde. Al snel besefte ik dat fietsen hier bijna onmogelijk was: zandstormen, een zeer slechte weg eindeloos door een woestijnachtig hoogland. Ik zat om 11.00 uur veilig in de bus. De bus stopte van tijd tot tijd. Er stapten wat hikers en bikers in en uit. Ik zag de Gullfoss, een van de mooiste watervallen van IJsland. De bus reed door rivierbeddingen en moest een keer stoppen voor een gesloten hek. Ik deed hem dicht. Bij de gletsjer Hofsjökull (geen familie) maakte ik nog wat foto's. Overal in IJsland kom je het IJslandse paard tegen. Het stamt rechtstreeks van het vikingpaard af, omdat er sinds 1000 jaar een importverbod is om ziektes te weren en het ras zuiver te houden. Er is niet op kleur, maar wel op kwaliteit en gang gefokt. Zo beheerst dit ras behalve de drie gangen die de Europese paarden beheersen ook nog de telgang en de tölt. Dit zijn luxe gangen, waarbij de ruiter niet, als bij draf of galop, uit het zadel opgegooid wordt.

Om 6.00 uur stapte ik uit de bus in Akureyri. Ik liep de twee bejaarde Amerikanen bijna in de armen. Ik vroeg hoe ze het gehad hadden. Goed dus. En of zij nog steeds 75 was. Ze hoopte in februari 76 te worden, als ze het mocht beleven! Ik zei dat ze wel 100 zou worden.

 

Ik fietste naar de andere kant van de baai. Ik koos op een rots met uitzicht op stad (Akureyri is met 13.000 inwoners de grootste stad van noordelijk IJsland) en baai mijn kampje. Het voelde hier warm aan. Onderweg wees een thermometer 15 graden aan. Ik maakte weer een heerlijke IJslandse zoete soep en macaroni. Eenvoudig te bereiden zijn deze Adventure Foods: "Breng 0,3 liter water aan de kook. Neem de pan van het vuur en voeg de inhoud toe. Goed roeren en de pan nog 10 minuten laten staan".

 

 

8 juli

 

Ik werd 's nachts om 1.00 uur wakker en maakte een foto van de mooi gekleurde lucht. 's Morgens had ik alle tijd. Ik waste me geheel aan een beekje en at wat. Ik belde nog wat en zei dat het hier mooi weer was. Dat had ik dus niet moeten zeggen. Uitgere-

kend op mijn mooie kampplaats kreeg ik een stortbui. Ik improviseerde wat met m'n poncho en zat onder m'n klapperen bivakzak nog wat te schrijven, totdat ook dit niet meer lukte.

 

Toen ik net weer op de fiets zat, kwam ik de jonge Fin tegen. Hij kende me nog. Hij was het die zoveel tegenwind had. Hij had nu wéér tegen, maar besefte het amper. Er kwam nog een fietser aan. "Ja, een Italiaan", zei de fin. "Ha, die Hollander", wist hij nog. Het was de man die klapperend van de kou met bivakmuts en zeilpak aan z'n versnelling stond te prutsen. Hij maakte snel een foto van ons. We namen even wat fietsers door. Zij kenden o.a. ook de oude Amerikanen op tandem en de Noorse met kind. We wisselden er wat gegevens over uit. De Italiaan was nu in heel wat betere doen. We stonden met z'n drieen te praten alsof we elkaar al jaren kenden. Ik voelde een duidelijke band. Het was een heel apart gevoel van verbondenheid en vriend-

schap. Toen ik weer verder fietste besloot ik toch nog terug te fietsen voor een foto, een aandenken! In mijn richting fietsten twee Amerikanen van middelbare leeftijd. Zij hadden al een uitgebreide palmares: Crossing US, van Californië naar Alaska, Canada, Nova Scotia. IJsland vonden ze in vergelijking hiermee heel zwaar. Ik vroeg hem wat informatie over Nova Scotia, dat leek me wel wat voor een volgende keer. Hij was zeer geïnteresseerd in de fietsroute naar de Middellandse zee.

Ik had vandaag een straffe Zuid-ooster en fietste amper 60 km. Ik vond nog een schedeltje van een sneeuwhoen en een wulp, wat mijn IJslandse verzameling al aardig komleet maakte. Ik zit heerlijk in de avondzon met mooie en snel veranderende luchten. De boter is hier weer smeerbaar, in tegenstelling tot het zuiden waar hij zo hard was dat je moest raspen. Er zijn hier zelfs wat muggen. Morgen ga ik dan ook naar Myvatn, het muggenmeer.

 

9 juli

 

Al snel ontmoette ik vanmorgen onze wazige fransman met baard en in dezelfde tuinbroek als negen dagen geleden in Egilstadir. Ik moest bellen anders was hij, gebogen over zijn stuur, me zo voorbij gereden. Hij was nog steeds bezorgd over zijn ketting. Hij zou hem in Reykjavik verwisselen. Hij wist zich nog te herinneren dat ik hem geadviseerd had behalve zijn ketting ook alle pionnen te vervangen. Hij had een wit kapje op zijn neus, verbrand door de zon. Omdat zijn neus in Lapland bevroren was geweest, dacht hij dat z'n neus hierdoor wel erg gevoelig was geworden. Iedereen fietste hier met vellen aan de neus. Ik fietste langs het meer Myvatn en vogelde wat. Er komen hier 16 eendensoorten voor.

Er was een kruising: de nummer 1 naar het zuiden en tegenwind of naar het noorden met een extra lus via Husavik. Ik koos voor het laatste, maar erg gerust was ik er niet op. 's Morgens had ik een nood reparatie moeten maken omdat m'n velg op een plaats uitgebold was. Ik reed nu op een stille weg met af en toe zandstormen en een kale grijs-bruine vlakte. Men probeerde met lupinen, kunstmest en graszoden er wat begroeiing op te krijgen. Ineens klapte m'n hele velg eruit, gevolgd door een harde knal, een klapband. Zo stond ik ineens met een volledig kapot voorwiel. Ik had van een Engels echtpaar, met kijker en vogelboek, gehoord dat ze een mountainbike hadden gehuurd. Ze wezen een dorpje aan. Dit was mijn kans, want fietsenmakers zijn hier niet. Ik stak m'n duim op en jawel na een uurtje kon ik instappen in een grote 4-wiel van IJslanders uit Reykjavik. Ze waren met het hele gezin op vakantie. Na wat heen-en-weergepraat bij de mountainbike-verhuurder kon ik voor 150 gulden een nieuw voorwiel monteren.

Ik feliciteerde Wout (Oerwoud) via m'n GSM, omdat hij opa geworden was en belde nog naar huis…antwoordapparaat. Met een blij gevoel dat alles gelukt was, fietste ik dezelfde weg weer terug naar het noorden. Ik sliep bij een meer met uitzicht op foeragerende ijsduikers met twee jongen. Ik was een tevreden mens en sliep snel in op het zachte IJslandse mos...

 

10 juli

 

Het had 's nachts wat geregend, maar 's morgens was alles weer droog gewaaid. Na een paar uur fietsen bereikte ik de kustlijn weer na vier dagen. Het was de baai waar Husavik aan lag. Ik zou hier tevens het meest noordelijk puntje van mijn tocht bereiken. Ik zag het eiland Grimsey schitteren. Het ligt precies op de poolcirkel. Behalve een quarantaine plaats voor dieren voordat ze IJsland in mochten was het een gewild eiland voor verliefde paren om er te vrijen in de lange midzomer nachten. 's Winters is er vaak het noorderlicht te zien.

 

Husavik is een typisch IJslands havenplaatsje. Ik liep wat rond in de haven. Er waren hier wale-watch tochten. Ik maakte een foto van het mooie houten kerkje. Het bleef m'n aandacht vragen en liep er even naar binnen. Ik dankte God voor alles in m'n leven en liet het een en ander in gedachten voorbij gaan. Ik het bijzonder was ik blij voor deze weken...

In een achteraf barretje bestelde ik een koffie. Ik wilde m'n GSM opladen. Ik bladerde wat in m'n Lonely Planet gids. De jonge dame kwam vragen of ik nog een koffie wilde. Ik zei dat ie goed smaakte en babbelde wat. Ik bleef nog wat hangen en ze kwam me een tweede koffie aanbieden. Toen ik naar binnen kwam en zij van achter de bar mij ineens zag, keek ze me verrast aan. Er bleef een goede verstandhouding. Ze draaide muziek uit de jaren zestig. Toen ik m'n ene koffie moest afrekenen zei ik; "I liked your coffee, I liked your music and I love you". Dat laatste flapte ik er uit. Ze pakte het goed op. Ik vroeg nog naar het weer. IJslanders praten net als wij veel over het weer. De komende dagen werd regen verwacht."Veel ?", vroeg ik. "Yes !", zei ze. Ik liet een fooi achter, wat hier niet gebruikelijk is.

 

Ik reed verder langs de kust. Volgens de verhalen moest dit een mooi stuk worden. Ik had de wind in de rug. De zon was intussen gaan schijnen en van tijd tot tijd voelde het zelfs warm aan. Ik smeerde m'n lippen en neus in. Als ik door één oog keek, zag ik de vellen aan m'n neus hangen. Sinds ik op IJsland fietste had ik niet meer in een spiegel gekeken. Ik scheerde me niet, poetste twee maal daags m'n tanden en waste iedere dag handen en gezicht. Een douche vond ik niet nodig, met dit weer transpireerde ik weinig. Ik stopte bij een beek om wat te eten en vulde mijn bidons. Hier langs de kust had ik m'n petje op voor pikkende en schijtende sterns. Ik voelde me opperbest en ik merkte op dat ik intens van het leven genoot.

 

Er staken vandaag tientallen hommels de weg over. Vanavond at ik rijst met een salsa-sausje. Ik at het half op. De salsa was te heet en de lange rijst niet gaar. Met een dreigende regenbui vanuit het zuidoosten zag ik tot mijn verbazing nog twee fietsers langskomen. Ze hadden er flink de vaart in. Ik floot op m'n vingers vanuit mijn kampje hoog boven de weg. Ze zwaaiden terug. Net voordat het begon te regenen, schoof ik m'n slaapzak in. Ik dacht nog even aan het “koffie-meisje”. Wat zou er gebeurd zijn, als ik gezegd had, dat ik niet van regen hield en ik liever bij haar wilde slapen…

 

 

11 juli

 

Ik had wat liggen worstelen in m'n slaapzak om m'n maillot en sokken eerst uit te doen en midden in de nacht toch maar weer aan te krijgen. Ik vond maar één sok en deed hem om mijn koudste voet.

 

Het hield 's morgens op met regenen en dankzij de wind waren mijn spullen zo droog. Na een uur fietsen zag ik de tent van m'n medestrijders. Het bleken twee gezonde franse jongens te zijn. Ze waren in Reykjavik begonnen. Ik had vandaan ongeveer 40 km te overbruggen om weer op de "1" te komen. De weg was slecht en werd steeds slechter. Een echt wasbord. Je werd hardhandig door elkaar geschut. Er waren aan deze weg enkele watervallen. De Dettifoss was een toeristische attractie. Ik koos voor de Hafrafilsfoss. De Fransen, die mij inmiddels ingehaald hadden, kozen voor de andere.

Hier op het IJslandse hoogland was het een grote verlatenheid. Lavavelden in de kleuren zwart en grijs. Rotsblokken in allerlei formaties. Het begon te stormen. Aan de horizon zag het grauw-geel van de zandstormen. Ik moest er zelf ook doorheen. Het zandstraalde mijn gezicht en ik knarsetandde letterlijk. Ik had de wind schuin tegen en moest grote stukken lopen, omdat fietsen door de aanwakkerende storm niet meer mogelijk was. Soms werd ik meters opzij geblazen. Bovendien kon je door het stormgeweld de auto's achter je amper horen. Ik schoot weinig op. Er waren hier geen vogels, dacht ik. Er kwam ineens een giervalk laag overvliegen. Er waren toch nog een paar goudplevieren die alarmeerden. Ik at vandaag ander half brood.

Het werd 6.00 uur en was nog steeds niet op de "1". Ik gaf me gewonnen. Ik voelde me moe en vooral dizzy van al dat geschud en gebonk, alsof ik een hersenschudding had. Even had ik nog gedacht dat de weg in de verte asfalt overging, maar nee...

Ik zette m'n fiets direct langs de weg. Ik kon hier in het berken- en wilgenbos  slapen of beter gezegd op het bos slapen. De boompjes waren amper 5 cm hoog. Ik lag nog wat bij te komen aan de kant van de weg. Er stopte een motorrijder en vroeg of alles ok was. Ik stak mijn duim omhoog en riep "Thank you". Ik kookte een uiensoep en viel direct in slaap.

 

Om 11.00 uur werd ik wakker en maakte een foto van de rood-zwarte lucht. Het was m'n laatste van de 6 rolletjes die ik meegenomen had. Ik schreef verder aan m'n verhaal. Op de hoogvlaktes waren de nachten koud en ik was blij dat ik m'n trui, maillot en sokken aangehouden had. In de verte hoorde ik het geluid van de sneeuwhoen en velduil.

 

12 juli

 

Het was een mooie nacht. Droog, ook deze keer. Rond 11.00 uur was er  een rood nestje  van de avondzon. Rond 1.00 uur een rood nestje van de ochtendzon, iets verder aan de horizon. De een trok weg, de ander zwelde aan. Je zag ze langzaam in elkaar overvloeien. Om 3.00 uur keek ik in de felle opkomende zon, net boven de horizon. Er waren ook donkere wolken. Precies tegenover de zon stond een regenboog. Er was weer een nieuwe dag geboren. Het was nu maandag, de laatste vakantieweek.

 

Ik sliep tot 8.00 uur en nam een flink bord cruesli. Ik was benieuwd hoe het de Fransen was vergaan in het noodweer van gisteren. Er waren geen sporen op de weg te zien. Ze waren me dus nog niet gepasseerd. Het was bijna windstil geworden, na een storm van vier dagen. Ik had nog 8 km te gaan op deze kutweg. Toen ik 's middags de rest van de rijst zat te koken, kwamen de twee franse onderwijzers uit Parijs en Toulouse aangefietst. Het bleek dat ze nog geen kilometer achter mij gestopt waren. Ook total loss. Door de kater van gisteren hadden ze ook besloten niet meer naar het kratermeer te gaan. Het was een grote krater met warm water waarin je heerlijk kon zwemmen, had ik van de andere fransman in tuinbroek gehoord.

"Ha, die Hollander", "hé, jullie uit Praag ", begroetten we elkaar. Zij hadden een paar dagen niet kunnen fietsen vanwege de regen. "De eerste winkel was 43 km verder", antwoordde een van hen, terwijl hij op zijn kilometerteller keek. "En de wegen zijn slecht", waarschuwde hij erbij. Voor IJsland betekenen niet-asfaltwegen zeker het dubbele. Dus het werd toch nog flink trappen. Ik had behoefte aan enkele eerste levensbehoeften: brood, jam, boter en lucifers. Er stond een fiets tegen een paal. Wie zou daar bijhoren. De goedlachse Duitse dame (ook gezien in het zuiden) hees net haar broek op achter een rotsblok. Ze had een stuk “gebust”, omdat ze anders niet veel verder kwam door al die tegenwind. Ze zei dat het vanmorgen 20 graden was in Egilstadir. Ik zou er morgen aankomen. Dat was een mooi vooruitzicht.

Het landschap was hier weer kaal, grijs en zwart. Lavavelden en nog eens lavavelden. In zo'n naakt landschap zonder enige begroeiing en huizen kon je heel ver zien aankomen welke kant de weg opliep. Ik probeerde te gissen over welke berg de weg zou gaan bij het passeren van een bergpas. Er was hier zoveel ruimte dat vernieuwde wegen soms honderden meters van de oude kwamen te liggen. Ik zag een regenboog precies boven de weg. Ik probeerde er onderdoor te fietsen. De regenboog liet zich niet verschalken en bleef op ongeveer 50 meter voor me uit. Zelf reed ik in de regen en zon tegelijk. Het duurde zo wel een half uur. Een van de natuurwetten is dat een natuurwet niet met zich laat sollen.

Het was even schrikken toen ik plotseling een flinke steen tegen mijn jukbeen kreeg. Hij was onder een veel te hard rijdende 4-wiel uitgesprongen. Ik boog voortaan m'n hoofd bij een tegenligger, zodat de klep van mijn pet m'n gezicht beschermde.

 

De vriendelijk en behulpzame vrouw, een echte IJslandse dus, verkocht alleen marsen, snikkers, ijs en drankjes in het aangekondigde winkeltje. Maar uit haar eigen diepvries haalde ze zonder problemen brood, jam en boter. Ik koos m'n kampje net voorbij deze huizen op een strategisch plek. Er stond broccolistamp op het avondmenu.

 

 

13 juli

 

Het was een droge nacht geweest, maar de lucht zag dreigend grijs. Ik had gisteren gezien dat er bij het winkeltje een hotpot was. Het zou m'n laatste fietsdag worden en het moest er nu maar eens van komen. Hij was echter nog niet open. Ik treuzelde nog wat. Toen begon het te regenen met een lucht dat het vandaag niet meer op zou houden. Ik zag mes amis toch niet meer en zette koers naar Egilstadir. Het werd steeds kouder. Ik stopte onderweg maar enkele keren. Ongeveer 10 km voordat ik rond was, kwam ik de laatste fietser tegen. Het werd weer een hard verwarmend weerzien. "I met you at Hella in the south" zei hij. "Yes and you said: you take advantage of the wind", antwoordde ik hem. Het was de stoere Canadees, die met zijn twinkelende ogen zo stond te glimmen, dat ze er bijna in wegzonken. Ik kon hem met trots vertellen dat ik die avond en nacht door had gefietst naar Geysir. Hij kwam er juist die dag vandaan. "Oh, great!" riep hij uit. Hij zou nog meer met de bus moeten om in 3 weken "rond" te komen. Hij dacht dat ik vanavond ook wel een hotpot zou nemen en daarna een paar pilsjes. Hij zou vannacht binnen slapen precies bij mijn laatste halte. Ik kon hem nog melden dat de hotpot open was van 4.00 tot 10.00 's avonds. We klapten de handen tegen elkaar en gingen weer onze eigen weg. Zo is het leven van een lonely biker!

 

Totaal verkleumd kwam ik om 4.00 uur in Egilstadir aan. Bij de informatie vroeg ik om een goedkoop maar vooral droog onderkomen. Ze hadden wel wat en ik vond het meteen best. Ik kon mijn naam niet geschreven krijgen. het was een typisch IJslands huisje (grasdak en turfmuren) met 4 bedden en een keukentje met één elektrische kookplaat. geen water. Met "hé, crazy man..", werd ik binnen begroet door twee Duitse motorrijders. De ene was precies Anus Urbanus en had een zijspan, de ander was net Billy Turf en had een zware off-the-road. In zijn Heimat had hij nog tien andere motoren! Het ijs was meteen gebroken en we zouden om 8.00 uur gezamenlijk eten. De vierde was een Zweedse hitchhiker. Ze had een jaar in de psychiatrie op Ijsland gewerkt. Nu had ze haar baan opgezegd en ging voor een paar maanden naar haar "Mam" in het noorden van Zweden. Hierna ging ze voor een half jaar naar India. Ze wilde iets met alternatieve geneeskunde (kruiden) gaan doen. Moa, zoals ze heette, leende mijn Lonely planet gids. Ik zou hem op de ferry terugkrijgen.

 

De volgende dag gebruikte ik om wat souveniers te kopen en wat rond te neuzen. Ik kwam het Noorse stel nog tegen, twee meiden bleek nu. Ze had haar versnelling niet meer kunnen repareren. Ze had wat tochtjes met de bus gedaan en gewandeld. Ze zou nog een keer terugkomen!

 

De drie dagen op de boot gingen snel voorbij. Veel gesprekken met interessante mensen en wat lezen uit mijn stapel tijdschriften, die ik net buiten de havenplaats had verstopt.

 

 

NAWOORD:

 

De ontmoetingen

 

De ontmoetingen met de andere bikers, was een van de verrassende elementen van deze reis. Je zocht ze op in het landschap en het was telkens weer een verrassing wie je voor je kreeg. De meest uiteenlopende mensen. Ik ontmoette jong en oud, mannen en vrouwen, alleen en samen, homo's en hetero's, wereldvreemde figuren en zakenmensen, ervaren sportmensen en beginners. Er was één gemeenschappelijke trek in te ontdekken. Het waren allemaal mensen die het trekken in hun bloed hadden en niet bang waren voor het onbekende. Mensen die de volmaakte rust vonden in het boeiende landschap, waar ze het alléén moesten opnemen tegen de elementen als wind, regen en kou. Zij voelden zich thuis in de stilte en de leegte en ervoeren dit juist als een volmaaktheid. De vogelgeluiden, het klateren van water, de kleuren in het landschap, de betoverende nachten waren hiervan slechts de omlijsting.

 

- Fietsen in IJsland

 

Personenauto's en normale (motor-)fietsen zijn fout in IJsland. Het is een land voor

4-wielen, mountainbikes en off-the-roads. De mountainbike was voor mij het perfecte vervoermiddel.

Voor iedereen die van rust, natuur en fietsen houdt en niet bang is voor slecht weer, is IJsland op de fiets een must. Zandstormen, kou, storm en regen hoeven voor mij niet, maar geven toch een zeer avontuurlijk cachet aan deze onderneming. Het idee dat je op de rondweg altijd in een bus kunt stappen, geeft je toch nog een veilig gevoel. Voor een ideale tijd moet minimaal 3 weken op IJsland uitgetrokken worden. En je moet wat geluk hebben met de wind en regen, dan lukt het zelfs zonder regenbroek!

 

Fietskleding: IJsmuts, fietshandschoenen en handschoenen (tegen regen en kou), fietsshirt met lange mouwen of losse mouwtjes, warme lange en korte fietsbroek, fietsschoenen met hoes tegen kou en regen, thermisch ondergoed met lange pijpen en mouwen, lichte regenbroek, water en winddicht jack, warme trui, bril tegen zon, stof en opspringende stenen.

Fietsuitrusting: Goede binnenbanden en buitenbanden met dik profiel, plakspullen, fietspomp, kettingponsje, spakenspanner, kleine baco, de juiste imbussleutels, twee bidons.

 

- "IJsland"

 

"IJsland" en "Groenland" lijken hun namen te hebben verwisseld. Het verhaal gaat dat men dit bewust gedaan heeft om naar Groenland meer mensen te lokken en IJsland, wat een mild klimaat heeft, minder mensen te laten aantrekken. Het toeval wil dat IJsland het 5de land is, als het gaat om ijs eten.

Het is mij opgevallen dat veel mensen denken dat het er altijd erg koud is. Dit idee en de dure levensstandaard schrikken veel mensen af om naar dit mooie land te gaan. De 266.000 overwegend welvarende IJslanders wonen voor de helft rond Reykjavik. Het land is drie maal zo groot als Nederland. Er wonen in Nederland per vierkante km 250 maal zoveel mensen!. Verder is het specifieke dat het geologisch gezien een heel jong eiland is. De onwikkeling die Europa de laatste 10.000 jaar door heeft gemaakt, kun je op IJsland in alle tijd-fases terugvinden.

Het landschap heeft vele afwisselende gedaanten en is vooral naakt en ongerept. De afwezigheid van bomen en zonder ingrepen van de menselijke cultuur, maakt het van een oorspronkelijke schoonheid.

Wat mij betreft moet de naam dan ook maar zo blijven.!

 

Loek Hofstede

Werkendam

E-mail info@ypsilon.nl