Introductie: Fietstocht
door IJsland juni/juli 1999
Na meer dan 10 keer
de Mont Ventoux en meerdere keren de Alpe d’Huez en een maal Nederland
Middelandse zee, wilde ik eens iets heel anders. Sinds ik alleen woon met mijn
twee dochters van 22 en 24 jaar had ik de bijzonder positieve ervaringen van
het alléén fietsen (reizen e.d.) ondervonden. Ik heb een druk bestaan: een
eigen bedrijfje dat pakketten (administratieve) maakt voor de grafische
industrie, drukkerijen en uitgeverijen. Het is een serviceverlenende bezigheid,
waarbij je altijd voor andere mensen bezig ben. Op een wat ander niveau geldt
dit ook voor je gezin. Een fietstocht alléén heeft voor mij vele positieve
uitwerkingen: veel intensievere beleving van de natuur, totaal “los” van het
alledaagse, geen overbodig energieverbruik (milieu), goedkoop, leuke
ontmoetingen. Als je van het buitenleven houdt, conditioneel nog goed meekan,
de stilte kan waarderen, en geen levenspartner heeft, zijn dit zaken die een
beslissing om er alleen op uit te trekken alleen maar versterken.
IJsland werd mijn
keuze omdat dit land veel bijzonder landschappen en vogels te bieden heeft. De
natuur-elementen, regen, wind, kou, zandstormen, zijn nadrukkelijk aanwezig,
zodat je behalve over durf ook over een goede conditie moet beschikken. “Dan
moet ik dit avontuur dan ook maar zo snel mogelijk aangaan”, dacht ik.
Ik heb onderweg
geschreven, om m’n “verhaal kwijt te kunnen”. Omdat het behalve een reisverslag
ook een soort dagboek is, moet ik enkele namen verklaren:
Frouke
en Marloes (Hofstede) zijn mijn twee dochters,
Bonnie
en Max mijn honden,
Trees,
mijn zus en Jan G. een goede vriend,
Sint
Joris is een Psychiatrische inrichting in Delft.
Loek Hofstede
Werkendam
E-mail info@ypsilon.nl
(meer foto’s zijn te
zien in dit fotoalbum)
Hoe
zacht is het IJslandse mos...
26 juni 1999
Ik had IJsland vanaf ongeveer 10 km hoogte zien liggen op
weg naar Canada en Californië. De afstand was te groot om iets te
onderscheiden. Zelfs de grote gletsjer kon ik niet zien. Nu kreeg ik de
gelegenheid om zo'n 14 dagen flink in te zoemen.
Ik was gisteravond om 11.00 uur vertrokken met de auto. Op
de drager stond m'n mountainbike. Dit zou mijn vervoermiddel zijn om IJsland
rond te trekken. Met volle bepakking had ik eerst nog een proefrit gemaakt.
Marloes had me uitgezwaaid. Als ik terug zou komen, zou ik haar niet meer zien.
Jan G. deed nog een laatste controle en herstelde de klemmen van mijn stuurtas.
Frouke had me gezegd niet in het donker langs de autobaan te slapen. Het kwam
me goed uit. Ik bleef klaarwakker en reed via Enschede, Bremen en Hamburg zo
Denemarken binnen. Ik kocht een kaart van Denemarken. Hanstholm lag in het
Noord-westelijke puntje ervan. Ook kocht ik nog wat om te eten. Want, toen ik
gisteravond thuiskwam hadden Bonnie en Max mijn eten voor onderweg opgegeten.
Ik had alle tijd in Hanstholm om nog wat te eten in het Havne hotellet. Achter dit hotel was een
bewaakte parkeerplaats voor m'n auto. Met volle bepakking reed ik langs alle
wachtende auto's de ferry op. Ik sjorde m'n fiets vast aan de zijkant van het
ruim en ging naar boven. Er was een lichte deining. Ik liet m'n pillen tegen
zeeziekte in de verpakking. Ik kwam in gesprek met een gepensioneerde geoloog
uit Duitsland, die me nog een paar plaatsen op de kaart van IJsland aanwees. Om
9.00 voelde ik dat de deining vat op me begon te krijgen. Ik verontschuldigde
me bij de vriendelijke Duitser en klom m'n stapelbed in. Ik zou het klokje
rondslapen.
27 juni.
Er werd vanmorgen om 4.00 uur op de deur geklopt: "Good mornink". De twee Deense
kamergenoten werden ook wakker en gingen er pruttelend uit. Ik waste, kleedde
me aan en ging naar buiten. Sinds ik in Denemarken was, had het ononderbroken
meer dan twee dagen geregend. De lucht was grijs en grauw. Het zou m'n eerste
fietsdag worden!
Gisteren, zondag, was een echte rustdag op de ferry. Veel
koffie, wat lezen en af en toe een praatje. De dag ging toch nog snel voorbij.
Buiten was er weinig te beleven. De zee bleef kalm. Door het slechte weer was
er niet veel zicht. Olie-platforms en een enkele boot. In de buurt van de
Shetland eilanden werd het "spectaculair". Een mooi silhouet van de
eilanden-groep. Door het slechte zicht kon ik wat groene en witte plekken
onderscheiden. Er waren hier veel zeevogels. De sierlijke Jan van Genten vielen
het meest op. Tegen de avond speelde toch mijn aanleg voor zeeziekte op. Ik had
met lange tanden m'n avondeten voor de helft naar binnen gewerkt. In de buurt
van een WC kon ik het niet meer houden. Eten van de hele dag verdween in de
pot. Ik kroop lekker onder de wol.
28 juni.
Ik reed om 6.00 uur 's morgens van de ferry. Behalve dat ik
de Farör op fietste, fietste ik vooral de kou en de regen in. Ik dook het
eerste en beste afdak onder. De poncho, die Marloes aan Frouke gegeven had toen
ze naar Costa Rica vertrok, moest eraan te pas komen, omdat het afdak lekte.
Hier wachtte ik maar eens op beter weer. Tot twee maal toe zag ik de Duitse
geoloog met een paraplu in Ajax-kleuren. Hij had een auto, maar wist nog niet
goed wat te doen. "Making up my mind",
zei hij. Met dit weer was het moeilijk plannen maken. Mykines, het mooiste
vogeleiland leek me moeilijk haalbaar. Eerst 80 km fietsen en dan grote kans op
slecht zicht. Zelfs de grootste optimist begon daar niet aan! Ik koos voor twee
alternatieven. Hestur, waar een zeekoeten-kolonie zat en Nolsoy met een kolonie
stormvogeltjes.
Er ging een ferry om 1.00 uur naar Hestur. Het zicht was
slecht. Bij aankomst bleek er geen enkele plaatsnaam te kloppen. Ik was op een
ander eiland, Sandy. Ik fietste naar de andere kant. Onderweg had ik amper 50
meter zicht. Er lag een typisch vredig Farörs dorpje, Sandur, ingesloten door
twee baaien aan de zeekant en twee binnenmeren. Er was een bakker met wat
levensmiddelen en een bedrijvige vissershaven. Verder niets. Omdat het weer
slecht bleef, koos ik voor de nacht een bushuisje wat niet meer in gebruik was.
Weinig romantisch maar functioneel. Het was laat in de middag en ik maakte een
lange wandeling over de kliffen. Veel Noorse stormvogels, die broedden tegen de
klifwand, eidereenden, grote zeekoeten en alken. Er stonden veel orchideën,
koekoeks-bloemen en veenpluis. Alle planten werden klein gehouden door de vele
schapen en zeewind. Vreemd een landschap te zien zonder één enkele boom. Zelfs
in de tuinen waren geen bomen aangeplant. Een mooi glooiend landschap met veel
schapen, bemoste rotsblokken en overal water in stroompjes, watervallen,
poeltjes en meren.
Ik had honger en brak m'n eerste noodrandsoen aan. Het was
een vegetarische preischotel. Ik vond het lekker. Kinderen uit het dorp
probeerden een conversatie. De spreektaal op de Farör is afgeleid van het
oud-Noors. Omdat de kinderen geen Engels of Duits verstonden en ik geen Deens
of Noors sprak kwamen we niet zo ver. Ze hadden er wel veel plezier in. Ik
poetste m'n tanden in het zeewateren kroop in m'n bivakzak.
29 juni
Ik stond om 6.00 uur op. De nacht was koud. Het zou een
lange dag worden, al had ik hier nog geen weet van. Ik wilde op de terugweg
naar de ferry een alternatieve wandelroute over de kliffen volgen. Maar vond
dit toch te riskant en na ongeveer 7 km keerde ik terug en volgde ik de zelfde
weg van gisteren. De wolken hangen hier laag en ik reed net als gisteren door
een zelfde miezerregentje terug naar de haven. Ik hoefde niet lang op de ferry
te wachten en keerde terug naar Gamlareat. Op m'n terugweg kwam ik tot m'n
verbazing in Hestur, waar ik m'n reisdoel gisteren gepland had. Ik zag hier
onder de kust m'n eerste papagaaiduikers. De kust en de kliffen zaten vol met
zeevogels. Het plaatsje, met de zelfde naam als het eiland, was zeer
schilderachtig. Ik maakte snel een paar plaatjes; een aandenken aan een gemiste
kans. In Torshavn spoedde ik me naar de Informatie om te horen of m'n trip naar
Nolsoy, die ik gisteren besteld had, door zou gaan. "Yes, but". Het ging door, maar er zou een Deense TV-ploeg
meegaan, die voorrang van de gids kreeg. Of dat geen probleem was. Ik vond het
wel interessant. 's Middags hing ik wat rond in de SMS, een grote overdekte
supermarkt. Hier was het tenminste droog en warm. Ik at een groot bord shoarma
(hier sawarma) en nam om 6.00 de ferry naar Nolsoy. De vrouw van Jens, onze
gids, kwam ons ophalen. M'n fiets stalde ik in het buiten-souterin van de
logies waar ik kon slapen. Ik maakte kennis met Anne en Rasmus, de Deense TV-ploeg.
Ze maakten een vakantie-programma van enkele onderwerpen van de Farör eilanden.
Een ervan was dus het nachtelijke bezoek aan een grote stormvogeltjes-kolonie.
Om 11.00 zouden we vertrekken. Om "de tijd te doden" liepen we eerst
naar een kleine papagaaiduiker kolonie. Koddig om ze met volle bek haring voor
het zelf-gegraven-hol te zien neerploffen.
Voordat we vertrokken naar de stormvogeltjes, ontmoetten we
de hele groep (8 mannen/vrouwen) in het huis van Jens. Het was een ware zoete
inval met allerlei nationaliteiten. Marita, de vrouw van Jens was IJslandse,
twee Denen, een Tsjechische, Farörers en een Hollander. Ik bleek door de
TV-ploeg al sinds maandag gesignaleerd te zijn en het deed hen zichtbaar goed
nader kennis te maken. Anne was eigenares van de firma, die werkte voor Deense
TV-stations. Ze had in het voorjaar Denemarken al rolschaatsend van oost naar
west gekruisd. Als je dit twee overeenkomsten mag noemen, was de derde dat we
beiden van vrouwen hielden. Rasmus had vroeger gevoetbald en wist alle namen
van voetballers en clubs. We dronken thee en koffie bij Jens. De stemming steeg
alsof het gluhwein was na een stevige
wandeling in de vrieskou. Een kakafonie van talen en onderwerpen. Jens
prepareerde vogels en deed dat in de ruimte naast het keukentje waar we zaten.
Een vreemde combinatie naast het gidsen. Maar hij leidde ons er rond en
vertelde er met veel enthousiasme over. Er hing een zware doordringende geur,
die mij zeer bekend voorkwam.
Wat een schitterende plek! Honderden af en aanvliegende
papagaaiduikers, hoog boven op de rots de Noorse stormvogels en laag over de
stenen scherend de stormvogeltjes. Ze broeden onder stenen, waar ze diepe holen
hadden gemaakt. Zodra ze iets horen beginnen ze te kirren alsof ze hun partner
naar binnen willen lokken. Jens had z'n vangnet meegebracht. Om er enkelen te
vangen en te ringen en aan ons te laten zien. Tere zwarte vogels met een witte
band op de staart van amper 15 cm groot. Er was er laatst een teruggemeld uit
Namibië, 15.000 km zuidwaards.
Terug in ons logies om 2.00 uur 's nachts stond er een
broodmaaltijd klaar. Met Anne en Rasmus praatten we nog wat na tot half 4. Het
was nog lang niet donker en ik had totaal nog geen slaap. We zouden elkaar om
9.00 uur wekken om de ferry van tien uur te halen.
30 juni
Om 9.00 uur waren we uit de veren. We aten, wisselden
adressen uit en namen toch maar de ferry van 12.00 uur naar Torshavn. "Wat voor natuurverschijnsel is dat daar in
de lucht", grapten we. Na dagen scheen de zon. In Torshavn namen we
(definitief ?) afscheid met het "nice
to meet you" dat deze keer veel inhoud had. Ik kwam ze nog eenmaal
toeterend in hun auto tegen. Ik fietste naar het historisch museum. Een mooie
afronding van alles wat ik gezien, gehoord en gelezen had over de
Farör-eilanden.
Ik koesterde me in de zon aan een baai, at wat brood,
kleedde me om en ging terug naar de haven. Ik haalde m'n stapel tijdschriften
op die ik bij een kiosk in bewaring had gegeven. Ik had ze meegenomen om
"in geval van nood" iets te lezen te hebben.
Ik haalde m'n boarding-kaart op. "Oh, Hofstede, die man op de fiets". Ik wisselde wat
oppervlakkige gegevens uit met andere hikers
en bikers. Het viel me op dat de
contacten makkelijk gelegd werden. Ik smeerde m'n ketting en fietste het ruim
van de ferry in. Morgenochtend om 9.00 uur IJslandse tijd (2 uur tijdsverschil)
zouden we aankomen in Seydisfjördur.
1 juli
Ik werd gewekt door het zonnetje dat al over de hoge
bergwand uitkwam. Het was pas 6.00 uur! Ik had aan een stuk door geslapen op
een zacht mosdeken bij een beekje.
Het was gisteren een hele speciale “binnenkomer" op
IJsland. Vlak buiten Seydisfjördur deed ik m'n fietskleren aan en belde naar
huis. Hier deed m'n GSM het gelukkig wel. Na een kilometer begon het al te
klimmen. Om me heen een meanderende rivier onder in het dal en aan de
bergwanden, die nog half in de wolken verpakt waren, veel watervallen. In het
gras overal nieuwsgierige goudplevieren. De klim over de pas duurde uren.
Bovenop was alles wit van de sneeuw in prachtige plakkaten. De fietsers op
IJsland zijn één grote familie. De Schot uit het noorden van zijn land, die al
eens de LF-route in Nederland gefietst had, haalde ik als eerste in, hij moest
al lopen, daarna nog twee Zwitsers en Noren. Ik zelf werd ingehaald door twee
Amerikanen, die de noordelijke ring namen en in Reykjavik het vliegtuig namen.
In de afdaling (65 km per uur!) haalde ik ze weer in. Het laatste restje
concurrentiegevoel moet ik maar snel uit m'n hoofd bannen.
De eerste stop in Egilstadir, gelegen aan de rondweg nummer
1, gebruikte ik om boodschappen te doen en kaarten te schrijven. Ik had geen
idee hoe snel de post ging vanaf deze afgelegen plek. Ik kocht er tien, maar
zou er later toch nog wat bij moeten kopen. Ik fietste naar het zuiden een dal
in met de wind in m'n rug. Ik stopte vaak, voor vogels die nu bijna allemaal
eieren of jongen hadden en zeer waakzaam waren. Veel tureluurs, grutto's,
watersnippen, bokjes en overal de goudplevier. Ik was blij dat ik m'n
fototoestel met voldoende rolletjes meegenomen had. Het landschap was overwel-
digend; ruig, wijds, sneeuw, mossen, kleuren... Ik kreeg er soms kippenvel van.
Wat schapen, pony's en koeien, qua aantal waarschijnlijk in deze volgorde.
Ik moest op het einde van de middag me nog oppeppen met een
kittekat en wat rozijnen. Ik had te weinig gegeten of de eerste klim had te
veel van m'n energie gevraagd. Ik zocht vroeg naar een slaapplaats.
2 juli
Om 6.00 uur was ik wakker. M'n bivakzak voelde nat aan. Het
regende gelukkig niet. De wolken die gisteravond, toen de wind ging liggen, al
begonnen te zakken hadden een nevelregen geproduceerd. Ik waste me in de beek.
Op IJsland is zoveel water te vinden dat je altijd wel in de buurt van water
bent. Meestal vulde ik in deze beekjes ook m'n bidons. Ik zette thee, at wat en
verliet m'n slaapplek. Ik keek nog even naar de eieren van de goudplevier. Ik
had hem er niet af zien gaan vanmorgen, ze waren nog warm. Ik deed m'n goretex
fietsjackje aan, want het voelde koud aan.
Gisteren was het m'n eerste volle dag op IJsland. Ik genoot
ieder moment van dit landschap. De zon scheen en ik maakte veel foto's. Het
landschap was nauwelijks in kontakt gekomen met de beschaving. Soms was er een
auto en af en toe een huis. De boeren gebruikten de grond zoals het er lag.
Geen egalisatie of kanalisatie. Het leek of ze de natuur accepteerden als
inrichter van het landschap en er onderdanig gebruik van maakten. Er waren geen
reclameborden of vuil langs de weg. Ik had m'n vuilnis van m'n eerste kampje in
een plastic zak aan m'n fiets hangen. Toen ik na een uur of vier nog geen
afvalemmer had gezien, besloot ik het maar te begraven op een stuk van de weg
af. In deze verlatenheid zou niemand het ooit terugvinden.
Ik kwam een gestrand Noors stel tegen. De vrouw was met een
van haar achter-pionnen in de weer. Haar gereedschap lag naast haar en met
zwarte handen probeerde ze een van haar pionnen provisorisch te herstellen. Zo
hoopte ze ergens bij een fietsenmaker te komen. Anders gingen ze wat bussen en
wandelen. Haar vakantie was net begonnen. In de fietskar, die via de achteras
bevestigd was, zat haar kind! Ik kon niet helpen en wenste haar veel succes. We
zouden elkaar weerzien op de ferry. Of die tandem dan van twee bejaarde
Noord-Amerikanen. Zij zat achter op. Ze waren getekend door de tand des tijds.
Zij had nog wat stompjes van wat eens een blakend wit gebit moet zijn geweest.
"Were do you come from" was
hun eerste vraag en verried meteen hun herkomst. Na het gesprek vol met humor
vroeg ik beleefd, maar uiterst nieuwsgierig: "May I ask for your age?". "I am 75", zei ze gretig. Je zal je oma met d'r helmpje horen
vertellen dat ze IJsland rond gefietst heeft... dacht ik toen ik de baai met
een grote omweg rondfietste. Je zou alvast een plekje in Sint Joris
bespreken...
3 juli
Als je een cursus masogisme wil volgen, moet je gaan fietsen
op IJsland, las ik op de boot. Van te voren had ik gedacht: "Het wordt kicken of stikken". Nu na
3 dagen kan ik niets anders zeggen dan dat ik heb zitten kicken. Er is
weliswaar een harde en koude polaire noord-oosten wind, maar ik voel hem
meestal in m'n rug. Ik heb nu ongeveer 300 km gefietst en heb maar een paar
keer hoeven afstappen voor steile hellingen. Vanmiddag had ik er een van 16 %,
maar het was gelukkig afdalen. Ik zag vandaag veel grauwe franjepoten en een
paartje vale lijsters. Onderweg werd ik tot twee maal toe op mijn hoofd gepikt
door een oververhitte Noorse stern. Ik heb z'n schedeltje (of van een
familielid) in m'n fietstas gedaan.
Ik heb nu mijn kampje bij een melancholisch roepende
goudplevier. Deze vogel is het symbool van IJsland. Zijn geluid klinkt
aangenamer als de snerpende roep van de scholekster, het symbool van de Farör.
Ik slaap achter een winderige rots met uitzicht op de grote IJslandse gletsjer
(Vatnajökull). Hij is groter dan alle Europese gletsjers bij elkaar. Ik fiets
er de komende dagen langs.
Ik trof vandaag een bibberende Italiaan met bivakmuts en
zeil-outfit. Hij vroeg of het aan de andere kant van de baai ook zo hard
waaide. Er kwam ook nog een Duitser bij, die ik al even voor me in het vizier
had. Ik probeerde hem in te halen. De Italiaan had problemen met z'n
versnelling, die hij met een spinnetje provisorisch verholpen had. De Duitser,
met een mooie uitrusting op zijn fiets, was een goede techniker en hielp hem. Dan was er nog een Finse jongen, amper 20.
Hij was 7 dagen onderweg. In het begin van tijd tot tijd regen en nu: "Much wind ahead".
Ik deed wat inkopen in Hölm. Er kwam nu voorlopig geen stad
meer en morgen was het zondag. Ik belde binnen wat mensen scope en warmde me en passant
nog wat op. Ik rook het aanbraden van vlees. Ik vluchtte maar snel weer de kou
in, maar moest me toch even vermannen.
4 juli
Vandaag weer een dag die ik niet snel zal vergeten. Ik had
goed geslapen. Het was een koude winderige plek achter een rotsformatie. Ik
zette geen thee, at snel een paar boterhammen en pakte m'n fiets om me warm te
trappen. Het was 8.00 uur. De lucht zag er goed uit en de zon scheen zelfs. Ik
zou de hele dag langs de gletsjer Vatjanökull fietsen. Het was een adembenemend
landschap. De twee ijsmeren waarin een deel van de gletsjer uitkwam, waren voor
mij de hoogtepunten van de dag. Ik nam er alle tijd om de indrukken op me in te
laten werken.
Achter had ik een fietser bespeurd in m'n kijker. Omdat ik
steeds stopte voor vogels of foto's, kwam hij steeds dichterbij. Toen ik na een
aantal uren fietsen stopte om wat te eten, riep hij al van verre: "The Dutchman". "The German", riep ik terug. Hij was
een tuinman uit Zuid-Duitsland, die een half jaar vrijaf genomen had. Hij was
met de fiets in Parijs en Londen geweest en was nu voor onbepaalde tijd op
IJsland. Hij was een ervaren mountainbiker, die in 8 dagen ook de Alpencross
had gedaan. We zouden elkaar bij het ijsmeer weer treffen. Hij zat er wat
achteraf, buiten de toeristenstroom. Ik bood Markus een koffie aan en we
keuvelden nog wat op het terras. Ik vroeg hem naar m'n mankement aan m'n fiets.
Soms gingen mijn trappers rond, zonder de pionnen rond te laten draaien. Hij
wist het niet. Ik moet zo snel mogelijk Jan G bellen, dacht ik.
Wat verder was nog een ijsmeer, die in de Lonely Planet hoger aangeprezen werd.
Bovendien moest ik, volgens René‚ hier de roodkeelduiker vinden. Behalve een
fantastisch aanblik op het meer, trof ik er een biker uit Nieuw-Zeeland aan. Hij was geoloog en had al zijn kleren
te drogen uitgestald. Hij kwam ook uit het zuiden gefiets. Iedereen klaagde over
slecht weer daar. Hij was een echte wereldreiziger; meer onderweg dan dat hij
werkte. Negen maanden geleden fietste hij nog in China.
Ik vond de roodkeelduiker wat verder langs de weg. Een
prachtige vogel, in zomerkleed. Verder had ik nog de sneeuwgors en smelleken.
Ik ben overigens m'n vogelboek kwijtgeraakt. Waarschijnlijk uit m'n niet
dichtgeritste tas gesprongen. Ik geef niet mijn verstrooidheid, maar de slechte
wegen de schuld.
Ik had een prima plekje gevonden, vlak langs de weg achter
een bouwsel, wat vroeger een schuurtje was geweest. Ik had toestemming aan de
boer gevraagd. Maar de “boer” was een gids, die met toeristen een 1900 meter
hoge berg al wandelend beklom via een krater. Om 6.00 uur weg en na 10 uur weer
terug. Ik kreeg zin om mee te gaan. Ik had er de goede kleren en schoenen niet
voor bij me. Het vroor en het sneeuwde boven. Ik deed het niet, tenslotte ben
ik nu fietser! Overigens maakte deze “boer”
's winters websides.
Voor me ligt de zee. Daar tussen een soort wadden. Het is stil
op wat vogelgeluiden na. Voor 9.00 uur 's morgens en na 6.00 uur 's avonds
rijden er bijna geen auto's meer. Ik neem een nightcapje uit het kruikje van Trees. Ik heb hem gevuld met een
jenever uit Costa Rica, die ik van Frouke heb gehad. Het was een toost op het
behalen van het eindexamen van Marloes, proost !!
5 juli
Ik had m'n slaapplaats zo uitgekozen dat ik in de ochtendzon
kwam te liggen. Maar hier in IJsland gelden andere regels; een dikke lucht en
nog net een regen. Het was 9.00 uur toen ik al weer op de fiets sprong. De
wegen waren genummerd en er werd goed bewegwijzerd. Je hoefde nauwelijks op de
kaart te kijken. Ik deed het alleen om te zien waar ik was. Vandaag zou ik een
morenen veld doortrekken en langs de plaats komen waar afgelopen december een
vulkaan onder de gletsjer tot uitbarsting was gekomen. De morenen- en
lavawoestenij was een ervaring. Zo’n grote kale zwarte vlakte met een
kaarsrechte weg in dezelfde kleur. Geen vogels en weinig auto's. Alleen ik...
Gelukkig had ik wat pinda's en een paar pannenkoeken om al fietsend op te
peuzelen. Zo had ik nog wat te doen. Ik weet niet hoe het kwam, maar in dit
uitgestrekte eenzame landschap kreeg ik een triomfantelijk gevoel. Ik voelde
dat mijn fietstocht door IJsland ging slagen. Het viel me op dat ik me de
laatste dagen weinig het "afreageerwoord" hoorde zeggen. Wel had ik
de laatste nachten over haar gedroomd. Hier op deze vlakte en met dit
overwinnaars gevoel, zag ik me al voor m'n prestatie omhelst worden. Ik hoorde
haar zeggen dat ze trots was op haar ex. Hoe een droom zo over kan vloeien in
een dagdroom!
Er trokken vandaag een paar lichte regenfronten voorbij. Ik
zag de bui al van verre hangen. Ik moest er toch doorheen. Een wat oudere
Italiaan had me er al voor gewaarschuwd. Hij was bijna rond en vond zich een "strong
man". Ik kon hem dit alleen maar bevestigen. Eindelijk ook weer eens
een stel. Jonge mensen uit Praag. Zij kon zo een jongere zus van Janna zijn. Ze
zagen er nog fris uit. Toch hadden ze al 7 dagen gefietst.
Het was in dit vlakke gedeelte met z'n lavavelden moeilijk
aan geschikt water te komen. Ook een geschikte plek vinden voor de nacht, viel
niet mee. Waar maakt niet zoveel uit, als het maar beschutting geeft tegen deze
akelige koude wind. Wel te rusten!
6 juli
Ik stond al om 8.00 uur op. At 6 boterhammen met spek en wat
yoghurt. Ik had gisteren ook al tegenwind gehad. Op het laatst reed ik niet
harder dan 10 km per uur. Het was een grauwe dag, maar droog. Ik had nu
evenveel “zon-dagen” (3) als bewolkte dagen gehad. Ik reed nog steeds langs de
kust. Ik smeerde m'n ketting zorgvuldig. Door de harde wind stond hij helemaal
droog. Ik had op mijn fietsje zoveel schitterende landschappen voorbij zien
gaan, dus ik moest hem wel koesteren. In het plaatsje Vik, het zuidelijkste
puntje, werd ik totaal ondergescheten door de Noorse sterns. Ik maakte wel een
mooie foto van een volgevreten jong, die zo op een kei leek, dat ik eerst nog
eens goed met m'n ogen moest knipperen. Ik zag de papagaaiduikers af en
aanvliegen volgens het boekje. Ik ging verder, nu met het windje in de rug.
Ik had vandaag veel fietsende tegenliggers, allen uit het
vliegtuig van Reykjavik gestapt. In vogelvlucht: Al van verre zag ik het, de
eerste vrouw alleen, een goedlachse Duitse. En er was die mooie Finse met een
lange blonde paardenstaart. Zij had met haar vriend 4 weken. Dat is een ideale
tijd om IJsland te ronden. Bij het
afscheid zei ik dat ik jaloers was op hem en op hen beiden, dat ze zo lang op
IJsland konden zijn. Even ving ik een glimp op van twee Nederlandse fietsers.
Ze moesten haast maken, want de bus ging verder. In de bus..., maar er waren
dan toch Hollanders. Er was nog een Italiaan, een broekie. Hij stond uit te
puffen boven op een berg. "Er heeft
zeker een artikel in 'Cyclissimo'
gestaan over fietsen in IJsland", giste ik. En jawel, de volgende twee
waren Italiaanse mannen, die mijn vermoeden bevestigden. Er waren ook nog twee
Duitsers, homo's dacht ik. De een had een cowboyhoed (in IJsland een
"fout" hoofddeksel), het vrouwelijke type had een ijsmuts. Zij hadden
in een grot geslapen. Er stond een tafel en banken in met varentjes in de muur.
Een jong Duits meisje alleen. Je moet maar durven. Een enthousiaste
Oostenrijkse met een wat norsere vriend. Ze wilde van alles weten, waar ik geweest
was, waar het mooi was en... enz. En tenslotte een stoere Canadees, die in drie
weken rond wilde.
Ik zie weinig huisdieren, één kat en wat (border-)collies en
"vuilnisbakken". Ik zag een jonge hond, een soort keeshondje met veel
huskey bloed. Hij zag mij aan de andere kant van de weg en stak zomaar over. Er
kwam juist een grote vrachtwagen aan. Ik kneep m'n ogen dicht en verwachte een
klap. Toen ik stil stond en m'n ogen open deed sprong het hondje tegen me op.
De vrouw kwam aanlopen. Ik zei dat ik het zag aankomen, maar niets kon doen.
"Oh mij God", riep ze uit
en nam het hondje in d'r armen. De Esso-auto was ook gestopt en de chauffeur
kwam poolshoogte nemen.
Ik had besloten om de weg binnendoor via Koljur te nemen. Ik
kwam dan via de Geysir. Daar zou ik de bus nemen naar Akureyri. Zo had ik wat
meer tijd over om rond het meer Myrvatn en in het Noord-westen te fietsen. Ik
fietste lekker in het avondzonnetje, dat hier maar eindeloos aanhield.
Uiteindelijk besloot ik door te fietsen tot Geysir met één etappe winst. Zo
maakte ik de midzomernacht fietsend mee. Kinderen speelden om 11.00 uur nog
buiten. De koperwiek zong ijverig zijn avond-, of was het zijn ochtendlied. Op
5 marsen kwam ik om 2.00 uur bij de spuitende geysers aan. Ik keek wat rond en
zag soms de Strokkur (Geysir is dood gemaakt door alle ingegooide
zeep-chemicaliën) zijn kokend hete water uitstoten. De maan was net op en ik
schoof aan op het simpele kampeerveldje vlak naast de geysers.
7 juli
Het was een bijna strakblauwe lucht, maar het stormde. Al
snel besefte ik dat fietsen hier bijna onmogelijk was: zandstormen, een zeer
slechte weg eindeloos door een woestijnachtig hoogland. Ik zat om 11.00 uur
veilig in de bus. De bus stopte van tijd tot tijd. Er stapten wat hikers en bikers in en uit. Ik zag de Gullfoss, een van de mooiste
watervallen van IJsland. De bus reed door rivierbeddingen en moest een keer
stoppen voor een gesloten hek. Ik deed hem dicht. Bij de gletsjer Hofsjökull
(geen familie) maakte ik nog wat foto's. Overal in IJsland kom je het IJslandse
paard tegen. Het stamt rechtstreeks van het vikingpaard af, omdat er sinds 1000
jaar een importverbod is om ziektes te weren en het ras zuiver te houden. Er is
niet op kleur, maar wel op kwaliteit en gang gefokt. Zo beheerst dit ras behalve
de drie gangen die de Europese paarden beheersen ook nog de telgang en de tölt.
Dit zijn luxe gangen, waarbij de ruiter niet, als bij draf of galop, uit het
zadel opgegooid wordt.
Om 6.00 uur stapte ik uit de bus in Akureyri. Ik liep de
twee bejaarde Amerikanen bijna in de armen. Ik vroeg hoe ze het gehad hadden.
Goed dus. En of zij nog steeds 75 was. Ze hoopte in februari 76 te worden, als
ze het mocht beleven! Ik zei dat ze wel 100 zou worden.
Ik fietste naar de andere kant van de baai. Ik koos op een
rots met uitzicht op stad (Akureyri is met 13.000 inwoners de grootste stad van
noordelijk IJsland) en baai mijn kampje. Het voelde hier warm aan. Onderweg
wees een thermometer 15 graden aan. Ik maakte weer een heerlijke IJslandse
zoete soep en macaroni. Eenvoudig te bereiden zijn deze Adventure Foods: "Breng
0,3 liter water aan de kook. Neem de pan van het vuur en voeg de inhoud toe.
Goed roeren en de pan nog 10 minuten laten staan".
8 juli
Ik werd 's nachts om 1.00 uur wakker en maakte een foto van
de mooi gekleurde lucht. 's Morgens had ik alle tijd. Ik waste me geheel aan
een beekje en at wat. Ik belde nog wat en zei dat het hier mooi weer was. Dat
had ik dus niet moeten zeggen. Uitgere-
kend op mijn mooie kampplaats kreeg ik een stortbui. Ik improviseerde
wat met m'n poncho en zat onder m'n klapperen bivakzak nog wat te schrijven,
totdat ook dit niet meer lukte.
Toen ik net weer op de fiets zat, kwam ik de jonge Fin
tegen. Hij kende me nog. Hij was het die zoveel tegenwind had. Hij had nu wéér
tegen, maar besefte het amper. Er kwam nog een fietser aan. "Ja, een Italiaan", zei de fin.
"Ha, die Hollander", wist
hij nog. Het was de man die klapperend van de kou met bivakmuts en zeilpak aan
z'n versnelling stond te prutsen. Hij maakte snel een foto van ons. We namen
even wat fietsers door. Zij kenden o.a. ook de oude Amerikanen op tandem en de
Noorse met kind. We wisselden er wat gegevens over uit. De Italiaan was nu in
heel wat betere doen. We stonden met z'n drieen te praten alsof we elkaar al jaren
kenden. Ik voelde een duidelijke band. Het was een heel apart gevoel van
verbondenheid en vriend-
schap. Toen ik weer verder fietste besloot ik toch nog terug
te fietsen voor een foto, een aandenken! In mijn richting fietsten twee
Amerikanen van middelbare leeftijd. Zij hadden al een uitgebreide palmares:
Crossing US, van Californië naar Alaska, Canada, Nova Scotia. IJsland vonden ze
in vergelijking hiermee heel zwaar. Ik vroeg hem wat informatie over Nova
Scotia, dat leek me wel wat voor een volgende keer. Hij was zeer geïnteresseerd
in de fietsroute naar de Middellandse zee.
Ik had vandaag een straffe Zuid-ooster en fietste amper 60
km. Ik vond nog een schedeltje van een sneeuwhoen en een wulp, wat mijn
IJslandse verzameling al aardig komleet maakte. Ik zit heerlijk in de avondzon
met mooie en snel veranderende luchten. De boter is hier weer smeerbaar, in
tegenstelling tot het zuiden waar hij zo hard was dat je moest raspen. Er zijn
hier zelfs wat muggen. Morgen ga ik dan ook naar Myvatn, het muggenmeer.
9 juli
Al snel ontmoette ik vanmorgen onze wazige fransman met
baard en in dezelfde tuinbroek als negen dagen geleden in Egilstadir. Ik moest
bellen anders was hij, gebogen over zijn stuur, me zo voorbij gereden. Hij was
nog steeds bezorgd over zijn ketting. Hij zou hem in Reykjavik verwisselen. Hij
wist zich nog te herinneren dat ik hem geadviseerd had behalve zijn ketting ook
alle pionnen te vervangen. Hij had een wit kapje op zijn neus, verbrand door de
zon. Omdat zijn neus in Lapland bevroren was geweest, dacht hij dat z'n neus
hierdoor wel erg gevoelig was geworden. Iedereen fietste hier met vellen aan de
neus. Ik fietste langs het meer Myvatn en vogelde wat. Er komen hier 16
eendensoorten voor.
Er was een kruising: de nummer 1 naar het zuiden en tegenwind
of naar het noorden met een extra lus via Husavik. Ik koos voor het laatste,
maar erg gerust was ik er niet op. 's Morgens had ik een nood reparatie moeten
maken omdat m'n velg op een plaats uitgebold was. Ik reed nu op een stille weg
met af en toe zandstormen en een kale grijs-bruine vlakte. Men probeerde met
lupinen, kunstmest en graszoden er wat begroeiing op te krijgen. Ineens klapte
m'n hele velg eruit, gevolgd door een harde knal, een klapband. Zo stond ik
ineens met een volledig kapot voorwiel. Ik had van een Engels echtpaar, met
kijker en vogelboek, gehoord dat ze een mountainbike hadden gehuurd. Ze wezen
een dorpje aan. Dit was mijn kans, want fietsenmakers zijn hier niet. Ik stak
m'n duim op en jawel na een uurtje kon ik instappen in een grote 4-wiel van
IJslanders uit Reykjavik. Ze waren met het hele gezin op vakantie. Na wat
heen-en-weergepraat bij de mountainbike-verhuurder kon ik voor 150 gulden een
nieuw voorwiel monteren.
Ik feliciteerde Wout (Oerwoud) via m'n GSM, omdat hij opa
geworden was en belde nog naar huis…antwoordapparaat. Met een blij gevoel dat
alles gelukt was, fietste ik dezelfde weg weer terug naar het noorden. Ik sliep
bij een meer met uitzicht op foeragerende ijsduikers met twee jongen. Ik was
een tevreden mens en sliep snel in op het zachte IJslandse mos...
10 juli
Het had 's nachts wat geregend, maar 's morgens was alles
weer droog gewaaid. Na een paar uur fietsen bereikte ik de kustlijn weer na
vier dagen. Het was de baai waar Husavik aan lag. Ik zou hier tevens het meest
noordelijk puntje van mijn tocht bereiken. Ik zag het eiland Grimsey
schitteren. Het ligt precies op de poolcirkel. Behalve een quarantaine plaats
voor dieren voordat ze IJsland in mochten was het een gewild eiland voor
verliefde paren om er te vrijen in de lange midzomer nachten. 's Winters is er
vaak het noorderlicht te zien.
Husavik is een typisch IJslands havenplaatsje. Ik liep wat
rond in de haven. Er waren hier wale-watch
tochten. Ik maakte een foto van het mooie houten kerkje. Het bleef m'n aandacht
vragen en liep er even naar binnen. Ik dankte God voor alles in m'n leven en
liet het een en ander in gedachten voorbij gaan. Ik het bijzonder was ik blij
voor deze weken...
In een achteraf barretje bestelde ik een koffie. Ik wilde
m'n GSM opladen. Ik bladerde wat in m'n Lonely
Planet gids. De jonge dame kwam vragen of ik nog een koffie wilde. Ik zei
dat ie goed smaakte en babbelde wat. Ik bleef nog wat hangen en ze kwam me een
tweede koffie aanbieden. Toen ik naar binnen kwam en zij van achter de bar mij
ineens zag, keek ze me verrast aan. Er bleef een goede verstandhouding. Ze
draaide muziek uit de jaren zestig. Toen ik m'n ene koffie moest afrekenen zei
ik; "I liked your coffee, I liked
your music and I love you". Dat laatste flapte ik er uit. Ze pakte het
goed op. Ik vroeg nog naar het weer. IJslanders praten net als wij veel over
het weer. De komende dagen werd regen verwacht."Veel ?", vroeg ik. "Yes !", zei ze. Ik liet een
fooi achter, wat hier niet gebruikelijk is.
Ik reed verder langs de kust. Volgens de verhalen moest dit
een mooi stuk worden. Ik had de wind in de rug. De zon was intussen gaan
schijnen en van tijd tot tijd voelde het zelfs warm aan. Ik smeerde m'n lippen
en neus in. Als ik door één oog keek, zag ik de vellen aan m'n neus hangen.
Sinds ik op IJsland fietste had ik niet meer in een spiegel gekeken. Ik
scheerde me niet, poetste twee maal daags m'n tanden en waste iedere dag handen
en gezicht. Een douche vond ik niet nodig, met dit weer transpireerde ik
weinig. Ik stopte bij een beek om wat te eten en vulde mijn bidons. Hier langs
de kust had ik m'n petje op voor pikkende en schijtende sterns. Ik voelde me
opperbest en ik merkte op dat ik intens van het leven genoot.
Er staken vandaag tientallen hommels de weg over. Vanavond at
ik rijst met een salsa-sausje. Ik at het half op. De salsa was te heet en de
lange rijst niet gaar. Met een dreigende regenbui vanuit het zuidoosten zag ik
tot mijn verbazing nog twee fietsers langskomen. Ze hadden er flink de vaart
in. Ik floot op m'n vingers vanuit mijn kampje hoog boven de weg. Ze zwaaiden
terug. Net voordat het begon te regenen, schoof ik m'n slaapzak in. Ik dacht
nog even aan het “koffie-meisje”. Wat zou er gebeurd zijn, als ik gezegd had,
dat ik niet van regen hield en ik liever bij haar wilde slapen…
11 juli
Ik had wat liggen worstelen in m'n slaapzak om m'n maillot
en sokken eerst uit te doen en midden in de nacht toch maar weer aan te
krijgen. Ik vond maar één sok en deed hem om mijn koudste voet.
Het hield 's morgens op met regenen en dankzij de wind waren
mijn spullen zo droog. Na een uur fietsen zag ik de tent van m'n medestrijders.
Het bleken twee gezonde franse jongens te zijn. Ze waren in Reykjavik begonnen.
Ik had vandaan ongeveer 40 km te overbruggen om weer op de "1" te
komen. De weg was slecht en werd steeds slechter. Een echt wasbord. Je werd
hardhandig door elkaar geschut. Er waren aan deze weg enkele watervallen. De
Dettifoss was een toeristische attractie. Ik koos voor de Hafrafilsfoss. De
Fransen, die mij inmiddels ingehaald hadden, kozen voor de andere.
Hier op het IJslandse hoogland was het een grote
verlatenheid. Lavavelden in de kleuren zwart en grijs. Rotsblokken in allerlei
formaties. Het begon te stormen. Aan de horizon zag het grauw-geel van de
zandstormen. Ik moest er zelf ook doorheen. Het zandstraalde mijn gezicht en ik
knarsetandde letterlijk. Ik had de wind schuin tegen en moest grote stukken
lopen, omdat fietsen door de aanwakkerende storm niet meer mogelijk was. Soms
werd ik meters opzij geblazen. Bovendien kon je door het stormgeweld de auto's
achter je amper horen. Ik schoot weinig op. Er waren hier geen vogels, dacht
ik. Er kwam ineens een giervalk laag overvliegen. Er waren toch nog een paar
goudplevieren die alarmeerden. Ik at vandaag ander half brood.
Het werd 6.00 uur en was nog steeds niet op de
"1". Ik gaf me gewonnen. Ik voelde me moe en vooral dizzy van al dat geschud en gebonk,
alsof ik een hersenschudding had. Even had ik nog gedacht dat de weg in de
verte asfalt overging, maar nee...
Ik zette m'n fiets direct langs de weg. Ik kon hier in het
berken- en wilgenbos slapen of beter
gezegd op het bos slapen. De boompjes waren amper 5 cm hoog. Ik lag nog wat bij
te komen aan de kant van de weg. Er stopte een motorrijder en vroeg of alles ok
was. Ik stak mijn duim omhoog en riep "Thank
you". Ik kookte een uiensoep en viel direct in slaap.
Om 11.00 uur werd ik wakker en maakte een foto van de
rood-zwarte lucht. Het was m'n laatste van de 6 rolletjes die ik meegenomen
had. Ik schreef verder aan m'n verhaal. Op de hoogvlaktes waren de nachten koud
en ik was blij dat ik m'n trui, maillot en sokken aangehouden had. In de verte
hoorde ik het geluid van de sneeuwhoen en velduil.
12 juli
Het was een mooie nacht. Droog, ook deze keer. Rond 11.00 uur
was er een rood nestje van de avondzon. Rond 1.00 uur een rood
nestje van de ochtendzon, iets verder aan de horizon. De een trok weg, de ander
zwelde aan. Je zag ze langzaam in elkaar overvloeien. Om 3.00 uur keek ik in de
felle opkomende zon, net boven de horizon. Er waren ook donkere wolken. Precies
tegenover de zon stond een regenboog. Er was weer een nieuwe dag geboren. Het
was nu maandag, de laatste vakantieweek.
Ik sliep tot 8.00 uur en nam een flink bord cruesli. Ik was benieuwd
hoe het de Fransen was vergaan in het noodweer van gisteren. Er waren geen
sporen op de weg te zien. Ze waren me dus nog niet gepasseerd. Het was bijna
windstil geworden, na een storm van vier dagen. Ik had nog 8 km te gaan op deze
kutweg. Toen ik 's middags de rest
van de rijst zat te koken, kwamen de twee franse onderwijzers uit Parijs en
Toulouse aangefietst. Het bleek dat ze nog geen kilometer achter mij gestopt
waren. Ook total loss. Door de kater
van gisteren hadden ze ook besloten niet meer naar het kratermeer te gaan. Het
was een grote krater met warm water waarin je heerlijk kon zwemmen, had ik van
de andere fransman in tuinbroek gehoord.
"Ha, die
Hollander", "hé, jullie uit Praag ", begroetten we
elkaar. Zij hadden een paar dagen niet kunnen fietsen vanwege de regen. "De eerste winkel was 43 km verder",
antwoordde een van hen, terwijl hij op zijn kilometerteller keek. "En de wegen zijn slecht",
waarschuwde hij erbij. Voor IJsland betekenen niet-asfaltwegen zeker het
dubbele. Dus het werd toch nog flink trappen. Ik had behoefte aan enkele eerste
levensbehoeften: brood, jam, boter en lucifers. Er stond een fiets tegen een
paal. Wie zou daar bijhoren. De goedlachse Duitse dame (ook gezien in het
zuiden) hees net haar broek op achter een rotsblok. Ze had een stuk “gebust”,
omdat ze anders niet veel verder kwam door al die tegenwind. Ze zei dat het
vanmorgen 20 graden was in Egilstadir. Ik zou er morgen aankomen. Dat was een
mooi vooruitzicht.
Het landschap was hier weer kaal, grijs en zwart. Lavavelden
en nog eens lavavelden. In zo'n naakt landschap zonder enige begroeiing en
huizen kon je heel ver zien aankomen welke kant de weg opliep. Ik probeerde te
gissen over welke berg de weg zou gaan bij het passeren van een bergpas. Er was
hier zoveel ruimte dat vernieuwde wegen soms honderden meters van de oude
kwamen te liggen. Ik zag een regenboog precies boven de weg. Ik probeerde er
onderdoor te fietsen. De regenboog liet zich niet verschalken en bleef op
ongeveer 50 meter voor me uit. Zelf reed ik in de regen en zon tegelijk. Het
duurde zo wel een half uur. Een van de natuurwetten is dat een natuurwet niet
met zich laat sollen.
Het was even schrikken toen ik plotseling een flinke steen
tegen mijn jukbeen kreeg. Hij was onder een veel te hard rijdende 4-wiel
uitgesprongen. Ik boog voortaan m'n hoofd bij een tegenligger, zodat de klep
van mijn pet m'n gezicht beschermde.
De vriendelijk en behulpzame vrouw, een echte IJslandse dus,
verkocht alleen marsen, snikkers, ijs en drankjes in het aangekondigde
winkeltje. Maar uit haar eigen diepvries haalde ze zonder problemen brood, jam
en boter. Ik koos m'n kampje net voorbij deze huizen op een strategisch plek.
Er stond broccolistamp op het avondmenu.
13 juli
Het was een droge nacht geweest, maar de lucht zag dreigend
grijs. Ik had gisteren gezien dat er bij het winkeltje een hotpot was. Het zou m'n laatste fietsdag worden en het moest er nu
maar eens van komen. Hij was echter nog niet open. Ik treuzelde nog wat. Toen
begon het te regenen met een lucht dat het vandaag niet meer op zou houden. Ik
zag mes amis toch niet meer en zette
koers naar Egilstadir. Het werd steeds kouder. Ik stopte onderweg maar enkele
keren. Ongeveer 10 km voordat ik rond
was, kwam ik de laatste fietser tegen. Het werd weer een hard verwarmend
weerzien. "I met you at Hella in the
south" zei hij. "Yes and
you said: you take advantage of the wind", antwoordde ik hem. Het was
de stoere Canadees, die met zijn twinkelende ogen zo stond te glimmen, dat ze er
bijna in wegzonken. Ik kon hem met trots vertellen dat ik die avond en nacht
door had gefietst naar Geysir. Hij kwam er juist die dag vandaan. "Oh, great!" riep hij uit. Hij zou
nog meer met de bus moeten om in 3 weken "rond" te komen. Hij dacht
dat ik vanavond ook wel een hotpot zou nemen en daarna een paar pilsjes. Hij
zou vannacht binnen slapen precies bij mijn laatste halte. Ik kon hem nog
melden dat de hotpot open was van 4.00 tot 10.00 's avonds. We klapten de
handen tegen elkaar en gingen weer onze eigen weg. Zo is het leven van een lonely biker!
Totaal verkleumd kwam ik om 4.00 uur in Egilstadir aan. Bij
de informatie vroeg ik om een goedkoop maar vooral droog onderkomen. Ze hadden
wel wat en ik vond het meteen best. Ik kon mijn naam niet geschreven krijgen.
het was een typisch IJslands huisje (grasdak en turfmuren) met 4 bedden en een
keukentje met één elektrische kookplaat. geen water. Met "hé, crazy man..", werd ik binnen
begroet door twee Duitse motorrijders. De ene was precies Anus Urbanus en had
een zijspan, de ander was net Billy Turf en had een zware off-the-road. In zijn Heimat had hij nog tien andere motoren! Het
ijs was meteen gebroken en we zouden om 8.00 uur gezamenlijk eten. De vierde
was een Zweedse hitchhiker. Ze had
een jaar in de psychiatrie op Ijsland gewerkt. Nu had ze haar baan opgezegd en
ging voor een paar maanden naar haar "Mam" in het noorden van Zweden.
Hierna ging ze voor een half jaar naar India. Ze wilde iets met alternatieve
geneeskunde (kruiden) gaan doen. Moa, zoals ze heette, leende mijn Lonely planet gids. Ik zou hem op de
ferry terugkrijgen.
De volgende dag gebruikte ik om wat souveniers te kopen en
wat rond te neuzen. Ik kwam het Noorse stel nog tegen, twee meiden bleek nu. Ze
had haar versnelling niet meer kunnen repareren. Ze had wat tochtjes met de bus
gedaan en gewandeld. Ze zou nog een keer terugkomen!
De drie dagen op de boot gingen snel voorbij. Veel
gesprekken met interessante mensen en wat lezen uit mijn stapel tijdschriften,
die ik net buiten de havenplaats had verstopt.
NAWOORD:
De ontmoetingen
De ontmoetingen met de andere bikers, was een van de verrassende elementen van deze reis. Je
zocht ze op in het landschap en het was telkens weer een verrassing wie je voor
je kreeg. De meest uiteenlopende mensen. Ik ontmoette jong en oud, mannen en
vrouwen, alleen en samen, homo's en hetero's, wereldvreemde figuren en
zakenmensen, ervaren sportmensen en beginners. Er was één gemeenschappelijke
trek in te ontdekken. Het waren allemaal mensen die het trekken in hun bloed
hadden en niet bang waren voor het onbekende. Mensen die de volmaakte rust
vonden in het boeiende landschap, waar ze het alléén moesten opnemen tegen de
elementen als wind, regen en kou. Zij voelden zich thuis in de stilte en de
leegte en ervoeren dit juist als een volmaaktheid. De vogelgeluiden, het
klateren van water, de kleuren in het landschap, de betoverende nachten waren
hiervan slechts de omlijsting.
- Fietsen in IJsland
Personenauto's en normale (motor-)fietsen zijn fout in IJsland. Het is een land voor
4-wielen, mountainbikes en off-the-roads. De mountainbike was voor mij het perfecte
vervoermiddel.
Voor iedereen die van rust, natuur en fietsen houdt en niet
bang is voor slecht weer, is IJsland op de fiets een must. Zandstormen, kou, storm en regen hoeven voor mij niet, maar
geven toch een zeer avontuurlijk cachet aan deze onderneming. Het idee dat je
op de rondweg altijd in een bus kunt stappen, geeft je toch nog een veilig
gevoel. Voor een ideale tijd moet minimaal 3 weken op IJsland uitgetrokken
worden. En je moet wat geluk hebben met de wind en regen, dan lukt het zelfs
zonder regenbroek!
Fietskleding: IJsmuts, fietshandschoenen en handschoenen
(tegen regen en kou), fietsshirt met lange mouwen of losse mouwtjes, warme
lange en korte fietsbroek, fietsschoenen met hoes tegen kou en regen, thermisch
ondergoed met lange pijpen en mouwen, lichte regenbroek, water en winddicht
jack, warme trui, bril tegen zon, stof en opspringende stenen.
Fietsuitrusting: Goede binnenbanden en buitenbanden met dik
profiel, plakspullen, fietspomp, kettingponsje, spakenspanner, kleine baco, de
juiste imbussleutels, twee bidons.
- "IJsland"
"IJsland" en "Groenland" lijken hun
namen te hebben verwisseld. Het verhaal gaat dat men dit bewust gedaan heeft om
naar Groenland meer mensen te lokken en IJsland, wat een mild klimaat heeft,
minder mensen te laten aantrekken. Het toeval wil dat IJsland het 5de land is,
als het gaat om ijs eten.
Het is mij opgevallen dat veel mensen denken dat het er
altijd erg koud is. Dit idee en de dure levensstandaard schrikken veel mensen
af om naar dit mooie land te gaan. De 266.000 overwegend welvarende IJslanders
wonen voor de helft rond Reykjavik. Het land is drie maal zo groot als
Nederland. Er wonen in Nederland per vierkante km 250 maal zoveel mensen!.
Verder is het specifieke dat het geologisch gezien een heel jong eiland is. De
onwikkeling die Europa de laatste 10.000 jaar door heeft gemaakt, kun je op
IJsland in alle tijd-fases terugvinden.
Het landschap heeft vele afwisselende gedaanten en is vooral
naakt en ongerept. De afwezigheid van bomen en zonder ingrepen van de
menselijke cultuur, maakt het van een oorspronkelijke schoonheid.
Wat mij betreft moet de naam dan ook maar zo blijven.!
Loek Hofstede
Werkendam
E-mail info@ypsilon.nl