De andere verhalen van Jan Boonstra:
Donghae-Pusan
Een rothond
Monsterrit door België en Nederland
Dunmarra
Trondheim-Oslo
Onyang
Het bergpaadje
Revanche
Van Inchon naar Pusan
Brandenburg
Oost Thailand
Water
De eerste dag in Japan
Door Denemarken
Voor het eerst in Korea
In de regen
De rivier door
Over de Oodnadatta Track.
Met de fiets op de trein
Het nachtleven van een toerfietser.
|
Brandenburg
Een verhaal van © Jan Boonstra..
Met het verdwijnen van het IJzeren Gordijn was er opeens
de mogelijkheid een aantal "verre" landen te befietsen zonder
ver van Nederland te hoeven reizen. Kort na de eenwording
van Duitsland fietste ik in de deelstaat Brandenburg...
In de middag werd het erg warm. De zon brandde op het asfalt
en mens en dier hield zich schuil. Ik reed door een heel dun
bevolkte streek. Veel bos. Heel erg gevarieerd bos; loofbomen,
dennen, struikgewas, alles door elkaar. Verkeer was er ook
niet veel en volgens de kaart zou ik voorlopig ook nog geen
dorp tegenkomen.
Mijn richting voor die dag was zuid- zuidoost en als ik die
koers wilde volgen zou ik over weggetjes moeten rijden die op
de kaart als erg klein en onbelangrijk waren aangegeven. Ik
kwam bij een splitsing waar ik moest kiezen: omrijden over
meer betrouwbare wegen of m'n weg zoeken over onzekere weggetjes
met kans op verdwalen en daardoor nog veel meer omrijden.
Ik koos voor het avontuur en sloeg rechtsaf, de onzekerheid
tegemoet.
Eerst was de weg nog goed, maar het asfalt veranderde in
klinkers en later waren ook de klinkers verdwenen. Wat overbleef
was een spoor van zand en grind, dat tussen de bomen
door slingerde. Ik moest m'n richting nu goed in de gaten
houden en keek uit naar een spoorbaan die ik zou moeten kruisen.
Na een paar kilometer hoorde ik een trein denderen. Ik
wist nu waar ik zat. Toen kwamen er een aantal splitsingen die
ik op de kaart niet kon vinden en moest ik verder vertrouwen
op de zon en de windrichting. Voorbijgangers om te vragen
waren er niet, dit gebied was volkomen uitgestorven.
Het pad ging door een tunneltje onder de spoorbaan door. Samen
met het pad ging er een andere verlaten spoorbaan door het
tunneltje. De roestige rails verdwenen naar beide richtingen
in het hoge onkruid. De natuur had hier terrein teruggewonnen
op de mens. Eenmaal door de tunnel zag ik door de bomen een
paar masten in de verte, langs de spoorbaan. Het leken lantaarnpalen.
Dat kon een asfaltweg betekenen. Maar het pad
maakte een bocht en verwijderde zich van de palen. Ik worstelde
door het zand en het zweet liep over m'n wangen. Omdat al
mijn bagage achterop zat, slipte ik heel gauw met het voorwiel.
Het werd steeds slechter en ook klopte de richting niet.
Stop. Terug naar de palen. Ik vond een konijnepaadje
waar ik kon fietsen en de palen kwamen dichterbij. Het waren
lichtmasten. Ik kwam op een open terrein en ik vond warempel
een groot parkeerterrein, met klinkers bestraat. Een goederenspoorlijn
liep er naast. Verderop langs het spoor was een
soort groot perron, voor overslag van goederen. Verroeste
spoorwagons waren er ook nog. Verder niets. Met verbazing nam
ik het grote terrein op. Geen huis, geen enkel teken van
leven. Alleen de wind ruiste door de bladeren en dat gaf een
mysterieus effect. Waar was ik beland? Een oude Russische basis?
een verlaten fabriekje? Een ex concentratiekamp? Aan alle
zijden werd het terrein omsloten door de bomen. Alleen de
spoorrails vonden een nauwe uitweg.
Ik zette de fiets neer en liep wat rond. Hoogstwaarschijnlijk
zou ik een jaar geleden als Westerse toerist nu
staatsgevaarlijke aktiviteiten plegen en zou zo'n
wonderlijke plek in het bos absoluut verboden gebied zijn.
Maar dit was vergane DDR-"glorie", geheel verlaten, blakerend
in de zon, wachtend op de overwoekering door het onkruid.
Een uitweg voor de fiets en mij was er niet. Ik volgde het
goederenspoortje tot de grote spoorbaan en kruiste toen een
pad. Dat pad leidde over de spoorbaan, maar de overweg was
afgezet met prikkeldraad. Borden met uitvoerige tekst gaven
aan dat het wel heel erg verboten was om over te steken. Ik
tuurde naar beide einden en zag alleen maar dat de rails
trillend van hitte aan de horizon naar een punt toe liepen.
Geen trein dus en ook geen kip om mij tegen te houden. Wel was
hier een seinhuis en zelfs een woonhuis. Maar alles was verlaten.
Geen mens en ook geen dier had op deze geheimzinnige plek
iets te zoeken.
Aan de overkant van het spoor vond ik een goed te berijden
pad, dat in de juiste richting leidde. Bij de diverse kruisingen
en splitsingen waren de zon en de wind mijn enige richtingaan-
wijzers. ik was nu zeker al een uur in een puur natuurgebied en
ik was nog geen mens tegengekomen. Eindelijk zag ik iets
glinsteren in de verte: een asfaltweg. Met autoverkeer. Ik was
weer onder de mensen.
|